Maar wij bewaren het bezoek aan dien heuvel liever, totdat een
volgende wandeling van Beverwijk naar Alkmaar ons daarlangs
zal voeren. Hij ligt ons nu wat veel uit den weg, en wij vermelden
alleen, dat onder de gemeente Heemskerk nog behoort
de klassieke hoogte, die in boekentaal „het Huldtoneel” heet en
in de boerentaal „de Scepelenberg”, waarop S. A m p ^ n- doelt.
Jhr. D. T. Gevers van Endegeest liet er in 1863 een eenvoudig,
maar waardig gedenkteeken plaatsen, en de Heer L. J. F. Janssen
gaf bij die gelegenheid een belangrijk opstel in het licht, dat
met m den handel is, maar waarvan ik te geschikter tijde dank-
baar gebraik hoop te maken. De bekwame oudheidkenner liet
den grond van den heuvel voor een deel onderzoeken, en het
bleek toen, dat het eene door kunst opgeworpen hoogte is, die
als een grafheuvel uit overouden, althans voör-christelijken tijd
moet worden beschouwd. — Reeds vroeg moet hier het chris-
tendom zijn beleden, immers Heemskerk komt reeds in het jaar
1063 onder den naam H em e z e n k i r i c a voor. In de nabijheid
versloeg hertag Aelbrecht van Saxen het Kaas- en broodvolk in
1492; in 1796 werd een groot deel der plaats door een’ feilen
brand vermeid. Nu is het een klein, rüstig dorpje, dat er wel-
varend uitziet. De boerderijen zijn nu nog meestal huurplaatsen,
deels onder Marquette, deels onder Assumburg behoorende, maar
van tijd tot tijd komen er onder den hamer en worden dan
door de boeren zelven gekocht. De grond onder Heemskerk,
meestal zandgrond, is uitstekend geschikt voor den teelt van
groenten en vruchten. In den „aardbeijentijd” voert de eerste
trein van Beverwijk gansche scharen van boeren met het juk op
de schouders en de groote platte manden in de goederenwagens
naar de hoofdstad, en wie met den laatsten trein te Beverwijk
ophoudt, ziet de ledige manden bij gansche Stapels weer op den
weg zetten, waar de eigenaars ze uitzoeken en er mee huis-
waarts keeren. Vrouw en kinders hebben intusschen weer nieuwen
voorraad voor den volgenden dag verzameld. ’t Is een vrolijk,
levendig tooneeltje aan ’t Station. Velen dezer boeren slaan dan
den weg naar Heemskerk in. Ook voor de cultuur van bloembollen
is de grond uitnemend geschikt. Ja ar op jaar neemt zij
toe ; onderscheidene landlieden leggen reeds bollenvelden voor
hunne jongens aan. Slaat gij een oog in de boerenhofsteden, dan
ziet gij mede eene der voorname bronnen van hun’ welvaart
in de Stapels kaas, het kostelijk product der vette weiden, die
hier den grond van zoo menig adellijk huis en patricisch buiten-
verblijf hebben ingenomen. Welnu, toont zieh hier niet meer de
rijkdom der aristocratie in veelkleurige kleederen van satijn en
fluweel, gelijk de gepoederde heeren en dames op Assumburg
en Marquette ze dragen , niet meer in de rijk beschilderde en
kwistig vergulde koetsen, door het zware Friesche vier- of zes-
span getrokken, — de vruchten van niet minder gewenschte welvaart
ziet gij in de hooi- en speelwagens der boeren, zoo goed
in de verw, in hun kloeke paarden, zoo goed in het voêr. En
zien wij dan met weemoed zoo menig lustplaats vallen, wij mis-
kennen den zegen n ie t, die er ligt in onze vlakke w eilanden, en
hebben oog en hart voor ’t eigenaardig schoon der uitgestrekte
velden met hun weldoorvoede runderen, terwijl wij ’t ook niet
vergeten, dat wel menig bosch daarvoor is uitgeroeid, maar ook
menige waterplas er voor werd drooggemaakt. Wij hebben vrede
met den loop der dingen en willen het goede en schoone op-
merken, waar wij het vinden. P - Onmogelijk is ’t mij evenwel
dat te vinden in de leelijke ,. hooge hoeden van Zaansch model,
waarmeê de frissche, roodwangige boerinnen zieh het hoofd be-
dekken, als zij er netjes uit willen zien, of in het statiekostuum
der boeren, dat niets eigenaardigs of schilderachtigs heeft.
De weg slingert zieh om de kerk, wier ouderdom onzeker
is. Stellig moet er reeds in de l l de eeuw een christenkerk zijn
geweest, die ook wel op dezelfde plaats heeft gestaan. De tegen-
woordige kerk is het overblijfsel van eene veel grootere met een
koor, waarin onderscheidene kapellen en twee altaren. De ruine
van dit koor stond nog in 1740. Daar hadden de Heeren van
Assendelft hun grafstede, terwijl ook Jhr. Daniël de Hertaing er met
de zijnen begraven lag onder zijn adellijke kwartieren en de
zinnebeeiden van het bevelhebberschap, dat hij in dienst der