zeker v an , dat gij die haast vergeten kunst nog verstaat. Het er
mee verwante, ruaar meer moderne crocketspel is meer aan de
orde van den dag. Gij kunt er althans een kolfbaan z i e n , en
dat gebeurt ons ook niet dagelijks meer. Hebben wij den inwendigen
mensch wat versterkt, — niet onnoodig na den langen
zwerftogt! — dan den wandelstaf weer opgenomen. Twee punten
althans moet gij nog bezoeken, als ’t u mogelijk is: S c h o o r l ,
het kleine schilderachtige dorpje aan den voet van het hoogste
du in , dat wij hebben in ons gansche land, en h e t v r o u w t j e
in d u i n , dat evenwel geen vrouwtje, maar een h e r b e r g is.
De nieuwe straatweg naar Schoorl leidt ons, een weinig buiten
Bergen, längs een groot veld, waar in het zorgvolle jaar 1870,
bloediger gedachtenis, een kamp was ingerigt, om het oog te
houden op mogelijke schending der neutraliteit van onze kusten
en Noordelijke zeegaten. Dan gaat het door het bosch, längs de
begroeide hellingen der hooge duinen, h e t v r o u w t j e i n d u i n
voorbij, waar wij straks een bezoek willen brengen, tot aan
’t gehuchtje Aegtdorp, dat de boeren Echtrop noemen en waar
eens het adellijk huis P o e l e n b u r g stond. De oude weg, die
gij nog hier en daar door het houtgewas ziet slingeren, was
schooner en schilderachtiger; menig zware boomtronk wijst het
aan, dat de eisch der regtheid, aan den nieuwen weg gesteld,
aan menig eerwaardigen woudreus het leven heeft gekost. Houdt
bij Echtrop, waar de weg zieh splitst, de linkerzijde, dat is,
den duinzoom, gij zoudt anders de, grasvlakte ingaan, die längs
Schoorldam u bij het Noord-Hollandsche kanaal zou brengen. Gij
ziet daar in de verte een zonderlinge rei van leelijke daken in
’t gelid staan. Dit is K o e d ij k , dat längs het kanaal zieh uit-
s trek t, en wie nu van dien statigen driemaster, wiens hooge toppen
wij ver boVen de huizen zien uitsteken, herwaarts het oog rigt,
die geniet een treffend schoon gezigt op de golvende lijnen der
rijkbegroeide duinen. Wij hebben ze onmiddelijk nevens ons.
Hun trotsche kruinen rijzen hoog in de lucht; tusschen den digten
mantel van berken en eiken sebitteren de verblindend witte zand-
hellingen; sierlijk gevormde abeelen omzoomen den weg en in