een Yoorstelling Tan konden vormen! Nu is 't onlierroepelijk verloren.
Niet alles behoeft verloren te gaan. De stof is zelfs overrijk, als men
ziet, wat in verscliillende werken bewaard is. Onze gewestelijke jaar-
boekjes, — met name de voortreffelijke Overijselsche almanak — en
de werken onzer geschied- en oudbeidkundige genootsohappen geven
kostbare bijdragen in menigte. In de rijke schatkamer van den N a-
vor s ebe r vindt men bouwstoffen in overvloed. De Oude Tijd is
ook in dit opzigt een zeer gewaardeerd arcbief. Werken als de
Aardbol , Ons Vad e r l a n d en zijn bewone r s , Oud Neder-
l and in z ijn b ü r g t e n en k as t e e l en en dergelijken bevatten
menige bijzonderheid. Ook een aantal scbetsen en novellen, in tijd-
sebriften of afzonderlijk uitgegeven, verplaatsen den lezer in een of
ander deel van ons vaderland en schilderen zeden en gewoonten op
meer of min gelukkige wijs.
Maar dit alles is uit den aard der zaak verstrooid. Bouwstoffen
zijn bet, geen gebouw. Wij willen daaruit bet bruikbare bijeen trachten
te brengen, met hetgeen eigen aanscbouwing en ondervinding ons
leerde, met hetgeen de belangstelling, vooral van ben die locale
kennis bebben, ons zal willen mededeelen. De vorm van losse scbetsen
is gekozen. Dat is minder vermoeijend, dan de bebandeling van de
provincien of van de versehillende rnbrieken achtereenvolgens. Dat
laat ook de gelegenheid open, om zooveel noodig aantevnllen en te
verbeteren, wat over het boofd gezien of onjuist verbaald mögt zijn.
De teekenpen zal haar onmisbare bulp er bij verleenen, en zoo kome
een werk tot stand-, dat een monnment kan worden van b e t ver-
dwi jnend Neder l and.
En vindt deze ondememing genoegzamen steun; ontvang ik aan-
wijzing van plaatsen, die een bezoek verdienen en van bijzonderheden,
die der vermelding waard zijn; vind ik toegang tot huizen en buiten-
verblijven, die anders voor bet publiek gesloten zijn; wijst, wie iets
beter weet, mij met welwillendbeid teregt, waar ik dwaalde, dan kan
dit werk op den duur eenige waarde verkrijgen. Leerden velen ons
goede land beter kennen, meer liefhebben om wat belangrijk is en
goed en scboon, ’t zon mij van harte aangenaam zijn.
En nu, vriendelijke lezer, vaarwel, tot weerziens; ik hoop dat wij
te zamen in den geest menig’ aangenamen wandeltogt zullen doen.
Rotterdam, 1874. J. CRAANDI JK.
BEVERWIJK. ASSUMBURG. - MARQUETTE.
Wie K e n n em e r l a n d niet kent, die kent een der schoon-
ste en een der belangrijkste streken van ons Vaderland niet.
Maar dan is dat waarlijk niet de schuld van onzen Hofdijk,
//den Kennemer minstrel” , die zoo vaak, zoo gaarne en zoo goed
" 1 i
zijne lezers rondleidt in die oorden, waar natuur en geschiedenis
zieh vereenigen om ze aantrekkelijk te maken boven velen, — die
zulk een open oog en hart heeft voor al de poezy, die er schuilt
in de duinen en bosschen, in de beekjes en meertjes van het
liefelijk Kennemerland! — Wij willen niet twisten over de vraag :
wat is schoon? Wij willen allerminst ons genot laten bederven
door hen, die niet met ons kunnen neerzitten op den blanken
duintop en den blik niet over de golvende heuvelen laten weiden
, zonder de onweerlegbare opmerking: ,,’t is Zwitserland toch
niet. Wij willen ronddolen onder de eiken en bosschen en het
watersprankje zien glinsteren door het mos, zonder te vragen,
of Amerika ook kloeker wouden en de Amazone ook breeder
wateren heeft. Wij wenschen als togtgenooten die vervelenden
onder de bereisden niet, die altijd vergelijkingen maken en niet
beter weten te toonen,- hoe bereisd zij zijn, dan door minach-
tend neertezien op ons Hollandsch landschap. Hulde aan vriend
v. G ., die zooveel heeft gezien, maar evenzeer met genot de stralen
1