20 GESCHIEDENES VAN HET HUIS TE HEEMSKEKK.
heid, op het slot zelf zijn toevlugt te zoeken. Toen Dirk van
Polanen er in 1358 het beleg voor sloeg, hield Heer Wouter
van Heemskerk ’t er elf weken uit. Maar hij had toen niet te
doen met ligtgewapende dorpers, die alleen een’ strooptogt waag-
den, hij had te doen met een legermagt, van alle toenmalige
belegeringsmiddelen wel voorzien, en hij zag zieh eindelijk door
gebrek aan levensmiddelen genoodzaakt het slot optegeven. Sints
werd het verbeurd verklaard en schijnt ’t eenigen tijd in puin
te hebben gelegen. Althans, onder de goederen, die Jan van
Polanen in 1879 naliet, wordt ook genoemd „die hofstede, dair
dat huis op plach te staan tot Heemskerk, .— item , die am-
bochten van Castrichem ende van Heemskerc mit hören toebe-
hoorden” . f i l i l n 1380 kreeg Heer Gerrit Boel van Heemskerk,
na het uitsterven van den hoofdtak, het slot te rug, maar de
ambachtsheerlijkheid bleef er van gescheiden, even als die van
Castricum, die van ouds daarbij behoorde. Gilia van Cralingen,
die met den zoon van Jan van Polanen, Heer Dirc van de Leck,
was gehuwd, noemt zieh in het register der leenen, depende-
rende van den huize Höningen (op ’t Rotterdamsch archief bewaard),
herhaaldelijk V r o uw e v a n C a s t r i c h em , terwijl haar zoon
Jan van de Leck en diens kinderen, Adriaan en Gilia, blijkbaar
de heerlijkheid Heemskerk bezaten. Gilia van de Leck, toen gehuwd
met Heer Jan van Naaldwijk, stond in 1485 de rijke
goederen, haar aanbestorven bij doode van Adriaan, haar’ broe-
der , af aan haar dochter uit haar eerste huwelijk, Aleid van
Kijfhoek. Deze huwde Claes van Assendelft en bragt zoo Heemskerk
en Castricum aan de Assendelfts. De stichter van Assum-
burg, Heer Gerrit, was haar zoon.
Is het berigt der kronieken juist, dan werd het slot te
Heemskerk in 1426 door de -Kennemers onder Willem Nagel
verwoest. Het zou dus na 1379 weer opgebouwd möeten zijn.
Stellig was het in 1429 in siechten Staat, want toen den 20‘,ten
Mei van dat jaar de huwelijksvoorwaarden van Gijsbrecht van
Vianen en Meyne van Heemskerk gesloten werden , ontving zij
van hare moeder o. a. „die hofstede mitter duijnen van Heemskerck
ende alle die goede dair toebehoorende”, onder voorwaarde,
„dat Ghiesbrecht van der jonefrouwen reedtster goede, (gereed
geld) zal vertijmmeren opter hofstede tot Heemskerck tot dusent
Arnoldus gülden to e , binnen tweeen jaren na datum des briefs,”
Het huis schijnt dan ook in orde te zijn gekomen. Den 27steu
Julij 1442 belooft Meyne nader, dat Heer Ghysbrecht, haar
man, in geval zij voor hem stierf, zijn leven lang zou hebben
„haar huis en hofstede tot Heemskerck, mitter zwaendrift ende
mit der muelen daer toe behoorende.” En den l l del1 October
1467 huurde Jan van Assendelft Dirkszoon het huis van Vrouw
Meyne van Heemskerk voor den tijd van tien jaren. Het huur-
contract is merkwaardig, en omdat het den toenmaligen staat
van het slot eenigszins doet kennen, en omdat h et, voorzoover
ik weet, een hoogst zeldzaam voorbeeld is, dat in dien tijd zulk
een slot niet in leen werd uitgegeven, maar zeer prozaisch ver-
huurd werd. Het werd verhuurd voor 47 engelsche nobelen en
veertig stuivers ’s jaars — de nobel gerekend voor 8 schellingen,
4 penningen groot vlaams. Daar wordt gesproken van den voor-
burgt en van een groote korenschuur, die bij de voorste poort
stond; daar wordt bepaald, dat hij alle huizingen op den voor-
burgt, groot en klein, benevens die schuur, dakdicht zal hou-
den, behalve het portiershuisje „byneden aan der poert” (dat
kwam niet voor zijn rekening), en dat hij de valbrug met plan-
ken zou doen dekken, zoodat men er over rijden en varen kon.
(Ri jde n is te paard, v a r e n met een’ wagen; in Twenthe wordt
dat onderscheid nog gemaakt). De vruchtboomen kreeg Jan van
Assendelft in gebruik, maar hij moest ze behoorlijk snoeijen;
over de andere boomen behield de eigenaresse de beschikking.
Voorts mögt zij ieder jaar een maand of zes weken te hären
koste op het huis komen „leggen” , en zou dan tot haar gebruik
hebben de groote kamer, de kamer met leijen gedekt, de zaal
met den zolder daarboven, de keuken met het portaal, de ka-
pellaanskamer, de nieuwe kamer, die aan de zaal en de keuken
getimmerd is , en den paardenstal. De pacht moest „commervry”
geleverd worden te Utrecht in den Dom op Sint Martynsaltaar,