meer geleerden naam C l a u d i u s overzet. Zij zelven verliaspelden
den bijnaam liiius vaders in liet beter klinkend C r a b e t b . Om-
trent hun opleiding schijnt niet veel bekend, maar in hun jeugd
waren Coddestein en Ponsen vermaarde glasschilders te Gouda,
en van ben zullen zij wel onderrigt genoten hebben, gelijk van
hun’ beroemden stadgenoot Cornelis Keetel. Wouter heeft zeker,
Dirk waarschijnlijk Italie bezoobt, de eerste —- de jongste is
gehuwd geweest, en zijn kleinzoon was ook een verdienstelijk
kunstenaar. Zijn nageslacbt bekleedde in Gouda regeringsambten.
Dat Wouter althans niet met zijn kunst te koop liep , blijkt wel
mt zijns broeders uitroep, toen bij hoorde, dat Wouter bet glas
voor Eiburg van Boetselaar zou schilderen: „wat gaat de jongen
beginnen!” Of was er misschien wat jalousie de metier bij? ’t
Wordt ten minste verteld, dat zij elkander nooit spraken over
bunne kunst. „Ik heb bet door vlijt gevonden, doe ook zoo” ,
was bet gewone antwoord, als er iets gevraagd werd. Dat was
het h e l p u z e lven toch wel wät ver gedreven! Ook correspon-
deerden zij schriftelijk, om niet overvallen te worden, en kwamen
zij bij elkander, dan werd bet werk zorgvuldig bedekt. Jammer,
dat de gescbiedenis van die groote meesters niet wat anders, dan
die kinderacbtigbeden beeft geboekt.
Men zegt, dat de kunst van glasschilderen verloren is en dat
er geheime kunstgrepen bij werden gebruikt. De geheimzinnig-
heid, waarmee de gebroeders Crabetb werkten, schijnt daarvan
ook te getuigen. Anderen beweren, dat alleen de veranderde
omstandigheden oorzaak zijn van t later verval der kunst. Zeker is
h et, dat d e L a n g e v an Wi j n g a e r d e n de bewerking opgeeft,
gelijk ook in de G e l l l u s t r e e r d e E n c y c l o p a e d i c dl. V II,
i. v. „ G l a s s c h i l d e r k u n s t ” van de tegenwoordige hoogte dier
kunst bijzonderheden worden meegedeeld. De groote glazen in den
Keulschen Dom heeft' ieder gezien, de scboone moderne kunststuk-
ken in de Aukirche te München mögt ik voor eenige jaren bewon-
deren. De vraag is natuurlijk, of deze glazen zieh drie honderd jaar
zoo goed zullen houden. Wij doen niets af van den roem van het
voorgeslacht, als wij ’t hopen en wenschen. Alsdevaderdernieuwere
glasschilderkunst wordt wederom een Hollander genoemd, Bern-
hard van Linge, die ten tijde van Jacobus I in Engeland leefde.
Naar het schijnt, wordt de St. Janskerk in den Bosch op den
duur een waardige tegenhanger van de St. Janskerk te Gouda,
maar ik geloof n ie t, dat de glazen aldaar van inlandschen oor-
sprong zijn. De L a n g e va n Wi j n g a e r d e n had honderd daal-
ders uitgelo'ofd aan den kunstenaar, wiens glasschilderij op de
ttentoonstelling van 1820 het best zou worden gekeurd. Of er
destijds proeven zijn ingeleverd, is mij niet gebleken.
Na ’t langdurig kerkbezoek is ’t een genot, de frissche bui-
tenlucht weer in te ademen en na de inspanning van het zien,
is ’t niet onaangenaam, het oog eens wat rast te gunnen. Toch
kan ik u niet lang buiten de muren laten vertoeven. Wat in
Gouda een bezoek verdient, is meestal binnen de wanden te
vinden, en ik zal u dienen te brengen in localiteiten, waar ’t vrij
wat minder verkwikkelijk is, dan onder de hooge gewelven der
statige St. Janskerk. Ook zal ik van uwe aandacht nog niet weinig
moeten vergen, wanneer gij mij naar eenige zeer belangrijke
Goudsche fabrieken volgen wilt. Kunstgenot kan ik u niet belo-
ven, ge zult in tegendeel met zeer eenvoudige en hoogst onele-
gante grondstoffen kennis moeten maken. Maar stellig zult gij niet
zonder belangstelling opmerken, hoe de schrandere geest en de
vaardige hand des menschen die tot kunstwerken in hunne soort
weet te herscheppen. Trouwens de stukjes glas, de klompjes
lood, de potjes verw in het atelier der Crabeths, waren ook zoo
aantrekkelijk n ie t, en wat heeft hun genie er niet van gemaakt!
Of is het heiligschennis, • een goudsche pijp, een stearinekaars,
een kluwen garen, een baieinen zweep in eenen adern te noe-
men en op eene lijn te plaatsen met grootsche scheppingen, als
d e d o o p in de J o r d a a n of E l i a ’s o f f e r a n d e ? Misschien
wel. Maar is het toch niet willekeurig, als wij het woord k u n s t
in dezen zin beperken tot datgene, wat uitsluitend tot het ge