2 \2 OPGEWONDENHEID EN MISKENNING.
veldtogt bleek het veranderlijke van de stem des volks. Het werd
mode, met zekere minachting van „de tiendaagsche ruzie” te
spreken en met van Speijk een weinig den draak te steken.
Dat was onbillijk. ’t Laat zieh verklären, dat met den tijd de
overspanning voorbijging en dat de natie moedeloos werd, toen
zij zag, hoeveel offers vergeefs waren gebragt, ’t Is goed, als
kalme waardeering blinde bewondering komt vervangen en het
oog ook voor gemaakte fouten opengaat. Maar van Speijk had
er in elk geval geen schuld aan. En nooit is het goed, als een
natie gaat spotten met de openbaringen van haar eigen opge-
wektheid en van haar eigen volkskracht. Nooit is het goed, als
zij gaat minachten, wat in goed vertrouwen is gedaan en met
heldenmoed is gedragen. - 1830 en 31, dat zijn jaren, waarop
h e t v o l k trotsch mag zijn; en zij althans hebben geen regt,
daarvan met een zekere welwillende voornaamheid te spreken ,
die voor het vaderland niet veel anders hebben gedaan, dan bij
hun’ warmen kagchel Coupons knippen, en bij wie zelfverlooche-
ning niet hooger dan als dwa a s h e i d Staat genoteerd.
Ook bewijzen zij den lande een’ siechten dienst, die aan zijn wak-
kere zonen het bemoedigend uitzigt openen, van na eenige jaren
te worden nitgelagchen, om wat zij in het belang van het vaderland
en voor de eer der vläg hebben gedaan.
En nu knnnen wij Egmond-op-Zee ook wel weer verlaten.
Merk nog op, als gij de kerk voorbijkomt, die gij voor eene
R. C. kerk zoudt aanzien, dat hier het bedehuis is der Bisschop-
pelijke Clerezy. De gemeente telt ± 1400 zielen en is in der
tijd met baren pastoör nagenoeg in haar geheel overgegaan. Daar
het Zondag is, zien wij de Egmonders zonder hun anders on-
vermijdelijk aanhangsel, de „kriel” , de groote mand , waarm
alles geborgen en gedragen wordt, vooreerst. natuurlijk visch,
maar voorts ook allerlei benoodigdheden, koopwaren, kinderen,
en op wier bodem, zoo de booze wereld wil, ook wel eens
een gestroopte haas ligt Vraagt gij mij, waarom de Egmondsche
vischvrouwen in Alkmaar den bijnaam „kreemakkers dragen,
dan belijd ik mijne onwetendheid. Maar als wij wezen op de on-
gezondheid van Egmond op Zee, dan mag ik niet verzwijgen,
dat hier in de buurt omstreeks 1450 een zekere Jan Klopper
moet hebben geleefd, die 140 jaar oud is geworden. Men schreef
het hieraan toe, dat hij nooit voor zonsondergang at. Daar Staat
echter tegenover, dat volgens de kronijk van Egmond in 1140
een J a n v a n d e n O u d e n T i jd e n stierf, die den gezegenden
ouderdom van 361 jaar bereikte. Daarbij was Jan Klopper nog
maar een k in d ! Wanneer mag die J a n v a n d e n O u d e n T i j d e n
wel gegeten hebben?
En zoo komen wij, längs den ons reeds bekenden weg door
de duinen, van ons uitstapje weer op den grooten weg terug,
en die brengt ons nu spoedig in het derde der Egmonden,
Egmond op den Hoef. ’t Is ook hier, als te Egmond-binnen:
niet het tegenwoordige geeft aan het dorpje zijn belangrijkheid,
maar het verleden met zijn herinneringen. Maar de herinneringen,
aan den zetel van een rijk en magtig middeleeuwsch geslacht
Verbünden, zijn van anderen a a rd , dan die de naam van een
geestelijk gesticht, van een kweekplaats van vroomheid en we-
tenschap, in ons doet oprijzen. Wie kent het geslacht van E g mo
n d niet; wie weet niet, dat onder de edele huizen van
Holland, Egmond h e t r i j k s t e werd genoemd? Enbovenal, wien
is Lamoraal van Egmond een vreemdeling, sints hij ’t uit zijn
schoolboekje leerde opdreunen:
1568. De graven van Egmond en Hoorne te Brüssel onthoofd.
En in later tijd zagen wij de meesterwerken van Louis Gallait,
de treffende tafereelen, den dichterlijken historieschilder in de
ziel gegeven door het tragisch einde van den schitterenden en
zoo populairen held. Wij worden verplaatst in de kamer van
het B r o o d h u i s aan de groote markt te Brussel, waar Lamo