moesten missen. Plotseling opent zieh weer aan beide zijden een
mim verschiet, nu zoo welkom. Wi j , Nederlanders, zijn er aan
gewoon. Wij moeten rondom ons kunnen zien, of wij gevoelen
ons beklemd. Voor ons loopen ter regter zijde de uitgestrekte
lanen, die aan dezen kant Beetsterzwaag omringen, en wier hoog-
opgaand hout het dorp nog voor ons oog verbergt. Ter linker-
zijde is ’t weer het onbegrensde vergezigt over de läge landen,
de Beetster maden heen, waar sints eenige jaren ook de vervee-
ning begonnen i s , waar de zwarte grond scherp tegen het vale
groen der graslanden afsteekt, waar de .uitgegraven waterpoelen
als metalen Spiegels schitteren in het licht der zon, waar de
bezige schare der arbeiders als een mierenhoop dooreenwemelt,
waar als een nieuw dorp zieh gevormd heeft uit de hutten en
keeten der geharde poldergasten. En wie het zag, wat dit werk
ook in Opsterland heeft gewrocht, die slaat uit de verte met
belangstelling den drukken arbeid gade, waardoor de kostbare
brandstof wordt gewonnen, en zeer middelmatig hooiland te zijner
tijde in vruchtbaar bouw- en weiland wordt herschapen. Door deze
groote vlakte heen loopt nu van Beets naar Oldeboorn een grind-
weg, die grootendeels den ouden Leppedijk, een der Friesche
slaperdijken, volgt. Tot voor eenige jaren onderhield een 1/prikkenweg’’
de gemeenschap tusschen beide plaatsen. Vriendelijkelezer,
weet gij wat een prikkenweg is? Hebt gij wel eens op een prik-
kenweg gereden? Zoo niet, dan kent gij een leverschudding van
zeer eigenaardige afschuwelijkheid n ie t! In den hooitijd wordt de
läge, moerassige weg door de maden met p r i k k e n , d. i. ta k k e -
b o s s e n belegd. De hooiwagens zouden er anders tot de assen in-
zakken. Als de prikken nog nieuw zijn, stoot en hotst het rijtuig
er lustig over heen. Eh als zij stuk zijn gereden door de zware
vrachten, als het kuil op kuil en gat op gat is , als na den hooitijd
niets meer aan den weg wordt gedaan, tot de nieuwe zomer er
weer nieuwe prikken brengt — het moet een genot zijn, met een
jufferachtig heertje een paar uur op zulk een’ prikkenweg in een
sjees te rijden! Schrijver dezes heeft meermalen dien weg bereden,
maar nooit in een gezelschap, waaraan t zoo goed besteed zou zijn.
Het dorpje Beets ligt nog op vasten bodem. Vöör ons verlieft
zieh de torenspits van het kerkje te midden van een aantal
verspreide huizen en landerijen. ’t Is een oud dorp, dat vroeger
veel grooter en belangrijker was. De kerktoren stortte reeds op
het einde der 16e eeuw van ouderdom in. Het kerkgebouw was
een Kapittelkerk, aan St. Geertruida gewijd en stond onder een
deken met zijn kanunniken. Een oude grafsteen draagt het jaartal
1486 en vermeldt, dat daaronder een aartsdeken wtot Burdego”
rust. Is dit de oude naam van Beets? Of van de landstreek, de
G o , aan de B u r d o , de Bo o r n e ?
Onmiddelijk in de nabijheid van Beets, op den noordelijken
zandrug van Opsterland, ligt B e e t s t e r zw a a g , de dochter,
die hare moeder ver boven het hoofd is gewassen. Verrassend is
hier de verandering in het landschap. Straks zoo kaal, nu zoo
rijk aan statig geboomte. Hier draagt alles het kenmerk van een
zandstreek, maar door de hand der menschen uitstekend verzorgd.
’t Is hier zeker nog voor jagtliefhebbers een heerlijk oord, al
is de tijd ook voorbij dat gansche troepen wolven in de uitgestrekte
bosschen woonden, dat ook het wilde zwijn er werd
gevonden. Die raauwe gasten wijken voor de cultuur, en is het
tot schade van het edel weidspei, boer en heer heeft er voordeel
van. Het dorp Beetsterzwaag bestaat hoofdzakelijk uit een lange
straat, aan weerskanten met huizen bebouwd en met een dubbele
rei linden beplant. De burgerwoningen hebben hier in den regel
wel dat welvarend voorkomen n iet, dat wij elders opmerkten,
maar daarentegen munt de plaats door tal van kloeke heeren-
huizen en schoone buitenverblijven uit. Vlak over den weg naar
Gorredijk ligt in een uitgestrekt plantsoen het groote Fockens-
state , door den baron B. van Harinxma, lid van de Tweede Karner
der Staten Generaal, bewoond. Daarnevens prijkt het prächtig
Lijndenstein van den baron van Lijnden, met zijne rijke bloem-
perken voor het vorstelijk gebouw en zijn sierlijke waterpartij in
het park achter het huis. En aan de andere zijde van de dorps-
straat is de overplaats aangelegd, met zijn boomgroepen en wa-
terwerken. Een weinig verder op een’ heuvel, van hooge eiken