I6S VlERMANNlGE ÏHeesTKRS.
III, draagt fömtyds Bladen zonder Stekels, waarvan
xv. * eenigen, ten onregte, een byzondere Soort ge-
Hoofd- maakt hebben. De Bladen worden alsdan Lau-
$T^ K' rierachtig, en dus vindt men ze hier en daar
ook in ’t wilde (* ). Van zulke Hulst geeft
M ü n t i n g een zeer fraaije Afbeelding, doch
u merkt de bonte Hulst als een byzondere Soort,
van de Groene verlchillende , aan ; dat niet te
denken is, alzo de bonte in groen verloopt, en
zo veele veranderingen ten dien opzïgte voorkomen.
Behalve de geel bonte is een wit bonte
, eene met de Bladen groen, doch derzelver
randen en Doornen Goud- o f Zilverkleur, en
dit wel met langwerpige o f met rondachtige
Bladen, door den vermaarden H e r m a n n d s ,
als in de Leidfe Akademie-Tuin zig bevinden- *
d e , opgetekend. Dit maakt zes Vcrfcheiden-
heden van Bonte Hulst. De groote Boerhaave
heeft hier nog eene bygevoegd van Plukere-
t iu s , met zeer langwerpige Bladen, den rand
en Doornen aan de ééne zyde flegts over ’t geheel
Zilverkleurig hebbende. •
Gemeenlyk zyn de Besfen, welken de Hulst,
niet dan oud zynde , draagt, rood ; maar de
gezegde Autheuren geeven ook een Hulst op
met geele Besfen, hoedanige de vermaarde Ray
in Engeland wild groeijende vondt; doch die
is flegts eene Verfcheidenheid, zo wel als de
Ka-
(*} Ilex Foliis glabrïs i'ntegerrimis, esaéèe Folia tauri re-
fetens. irnit. Hort. Cliff. 40. De Gorter Flora Eelgica. p.,
MA??1 Hifi. Plant. Als.p. 57. Tournf, Plant. env. Pa?
nis. p. 392,
T E T R A N » R I A. 169
Kamdafche Hulst van Cornütus , welke de UI.
Oppervlakte der Bladen van boven gedoomd heeft. AïD” fc
De gewoone Hulst draagt Bloemen , die in de Hoofd-
Tweeflagtige vyfbladig en vyfmannig zyn, vol-STUK*
gens M iller en G erard : want het is zeker, *
dat in dezelve een verfchil van Sexen plaats heeft.
Sommigen hebben zelfs Mannetjes-, W y fje s - ,
en Tweeflagtige Bloemen, op byzondere Stammen
, daar in waargenomen : zo dat dus de Hulst
driehuizig zoude zyn, o f tot de Polygamia tri-
oikia behooren (*).
Het altyd groene Loof maakt de Hulst zeer
verkieslyk tot Scheerhaagen op Buitenplaatfen ,
welken men ’er v^n gezien heeft, zestien Voeten
hoog. Niet ver van Londen was een zodanige
digte, fchoone Haag, van byna driehonderd
Voeten lang, zegt R a y : doch men kan die zo
lang maaken als men wil. In de Geneeskunde
is het Afkookzel der Bladen, Stekels en Besfen,
tegen Kolykpynen aangepreezen geweest. Dat
van de Wortelen en den Bast zou , volgens LÈ-
MERY, tegen den Hoest, wanneer die zeer lang
aanhoudt, door verzagtinge van de Borst, dien-
Itrg zyn. Waarfchynlyk hangt zulks af van het
Lymerige Sap, daar in vervat; ’t welk gelegen-
hei4 g e e ft, om ’er Vogel - Lym van te maaken
j
(*) Zie de Aanmerking over de Sexe der Hulst, door den
Heer Martïn , Hoogleeraar in de Kruidkunde te Cambridge,
en het byvoegzel van den Heer WATSON. Phil. TranfaB.
VOR. XLVIIZ. p. 613.
L 5 II, Deer, iv. Stuk,