mag noemen. Zy komt ook op de Bergen van
v> u den Elfaz en in Switzerland voor , alwaar de
Hoofd- Heer H a l l e r dezelve als een Boompje van
s t u k . vjer Voeten hoog vondt , in gedaante weinig
van de gewoone Vlier verfchillende, maar de
Bloempjes en Vrugten aan ge-aairde Trosfen
hebbende. De Bladfteelen en Aders der Bladen,
als ook de Besfen, zyn rood.
S t a p h y l e a , Pimpernoote.
De Kenmerken zyn : een vyfdeelige Kelk;
v y f Bloemblaadjes: de Vrugten vergaarde Blaasjes
, die twee Zaaden bevatten , welke rond
zyn met een Lidteken.
Twee Soorten komen ’er van voor , als volgt,
X- (O Pimpernoote met gevinde Bladen.
Staphylea
^Gevinde. BY den Grïéfcfchen naam , Staphylodendron ,
welke een Druivénboom betekent, is dit Gewas
byna zo bekend, als by den Neerduitfcheii
Pimpernoote, die van het Hoogduitfch zyn afkomst
fchynt te hebben. In ’c Franfch worden
de Vrugten o f Zaaden Bagenaudes a Paterna ■
flr e , en het Gewas zelf Nez coupé getyteld,.
om dat de ronde Zaadkorrels o f Nootjes, die
Steenachtig hard zyn, naar Paternoster-Kraaien
eenigszins gelykende, als een Bakkesje met
een
(O Staphylea Fo!. pmnatis. Syst. Nat. XII. Gen. 371. p,
ZI9. vig. XIII. Gen. 374. p. 244. Roven Lurdbat. 435.
Staphylodendron. T ouknf. Inß. 616. Dajlech. Hiß. JS2.
PHlachia fylveflris. C . B. Pin. 401.
een afgefneeden Neus vertoonen. De Engel-
fchen noemen het the Bladder - Nut - Tree of de AFD£Ei»
Blaas - Nooten Boom , gelyk Tragus hem Nux H o o f d -
Veficaria getyteld hadt , en D a l e c h a m p stuk*
Baguenaudier , doch die naam komt eigentlyk
de Lombardife Linzen toe. Deeze laatfte noemt
hem in ’t Franfch ook Arhre du Raijin, dat is
Druivenboom.
’t Gewas , dat in de Zuidelyke deelen van
Europa wild groeit, is in onze Tuinen bekend
en verdraagt de Winterkoude. Het blyft aldaar
een Boompje , wit van Schors en groen van
Hout, met veel Merg, de Bladen als die van
Vlier o f Esfchen hebbende, doch zonder Reuk
en donker groen. De Bloemen komen aan hangende
Trosjes voort, en beftaan uit v y f Blaadjes,
veel kleiner dan de verdeelingen van den
Kelk , waar binnen zy als een Kroesje op een
Schenkbord zig vertoonen. Z y zyn witachtig ,
met witte Meeldraadjes en een dubbelen Styl,
volgens R a y . De Heer H a l l e s ., die het
in Switzerland vondt, zegt dat in het midden
van de Bloem als twee Peultjes zyn, welken in
de gezegde Blaasachtige V ru g t, die echter ook
wel driehokkig is , veranderen. De Pitten van
de Nootjes, daar men dikwils Roozekranièn van
maakt, zyn eetbaar , doch wat walgelyk. Deeze
Nootjes gelyken zo zeer naar eens Menfchen
Hoofd in ’t klein, dat men ’er met weinig moei.
te Bekkeneeltjes van fnyden kan. In den Elfaz,
omftreeks Weenen in Duitfchland, en in Enge