ÏII. De benaaming van B o fc h b e s fe n , die onder an-
deren aan dit Gewas gegeven wordt, heb ik,
H oofd- om dat dezelve vry algemeen is ten öpzigt van
8TÜK‘ de andere Soorten, tot een Geilagtnaam ge-
hs/<n.auw' bruikt. Men noemt het, in ons Land , ook
K ra a k e lb e s fen of P o j le lb e s f e n , doch meest B la a uw -
b e s f e n , wegens de Kleur van de Vrugt, waar
mede de Sweedfche naam Blaobaer ftrookt. De
Franfchen noemen het A i r e l l e , de Engelfchen
B ü b e r r i e s , de Duitfchers H ey d e lb e e r en . Hét
groeit overvloedig in donkere Bosfchen der
Noordelyke en middelfte deelen van Europa ;
doch bemint meest de hooge, drooge Heijen en
Bergen; gelyk men het dus by ons op de Velu-
we, in Vriesland , Overysfel, en inzonderheid
naar den kant van Brabant, aantreft. In Swit-
zerland , evenwel , is het ook niet zeldzaam:
het komt in Provence en Ooftenryk „voor : ja
Doktor S c o p o l i zegt, dat het in Karniolie
groeit in alle Bosfchen; daar men de Vrugt B a -
ra u n it z e ;noemt.
Het is een Heeiler, die fomtyds een Voet,
fomtyds een Elle hoog voorkomt, naar de Groey-
plaats, hebbende de Takken regtopftaande en
vierkantig , zo wel als de Steng , of diep ge-
flreept, met uitfteekende zoomen. De Bladen
zyn fpits Eyrond , aan de kanten met fcherpe
Tandjes,van boven glad,dun en iterk geaderd,
van grootte omtrent als die der Myrthen. De
Afbeeldingen van L obel en DoDowéus
drukken de Geflalte taamelyk uit, doch die van
C ACamerarius,
in ’t Kort Begrip van Mat- J-
thiolus, is beter,en die van Tabern^mon- Fyn.
tanus de volmaakfte. De Bloemen komen als Hoofd-
Klokjes voort, zegt die Autheur, hangende aanSTUK'
Steeltjes tusfchen de Bladen en zyn roodachtig,
met hoog geele Meelknopjes. Hier op volgen
de Besfen , wier gedaante en grootte iedereen
bekend is ; alzo zy dikwils te koop worden
aangebooden, onder den naam van Blaauwbes-
fen ; zynde laf zoet van Smaak met eenige
rinsheid , en geevende de Vingers en Lippen,
onder ’t behandelen en eeten , eene donker -
blaauwe Kleur.
Deeze Besfen , hoe weinig ook by ons, die
beter Vrugten hebben, in achting, zyn by het
Landvolk , dat de Hey- en Bergachtige Strecken
bewoont, door geheel Europa, een Ver-
fnapering. De Laplanders mengenze onder den
Room van hunne Rendieren - Melk, en vullen
daar mede de Maag of Darmen van geflagte
Beeilen , hangende die dan in de Rook, hetwelk
eene Kaas - Beuling wordt, zynde de
voornaamile Lekkerny van dat Volk ( * ) . De
Herders gebruiken deeze Besfen , overal, tot
Voedzel, hetwelke , wanneer zy ’er Brood of
Vleefch en Spek by hebben, voor hun niet ongezond
is, en totDorstlesfchinge tevens ilrekt,
maar
(*) Ik heb hunne Levensmanier, ten dien opzigte , om-
ftandig befchreevcn in het I. Deels III. STUK van deeze
Nat. fflßarte, biadz. 124,
Hh 3
H. Deel. IV. stuk,
«
s É s l
is&bïïÊÈÊ
W Ê Ê
Im M
! II
■
m PK &S i
1mm