III.
A fdeel.
VII.
H oofd»
STUK»
VIII.
Indica.
Chineefche.
IX.
Cneoram>
Eerg-
Peper.
je Takken en Bladen als van den Citroenboom;
De Bloemen waren ten minfte zo groot als die
der enkelde Hyacïnthen , van een aangenaamen
Reuk, geel van Kleur. De Vrugt was nog
groen en onryp, doch het geheele Gewas hadc
eenen fcherpen Smaak, gelyk de gewoone Peperboompjes.
f8) Daphne met eengefteeld Bloemhofdje aan
’t end der Takken, en gepaarde, langwerpig
Eyronde , gladde Bladen,
Dit is een klein Heeftertje, door den Heer
O s b e c k in China waargenomen, aan ’t end
van zyn e T a k k en tro p je s draagende van z e s ,
zeven of agt, ongefteelde Bloemen.
(9) Daphne met ongefteelde Bloemhofdjes aan
’ t end der Takken, en Lancetvormige kaals
gefpiïfte Bladen.
Deeze Soort wil het Cneorum van M a t -
t h i o lus zyn. Het is een Plantgewas, veel
naar de Thymefea gelykende, dat in Switzer-
land, Hongarie en op de Pyreneefche Bergen;
als ook in Languedok valt. Men vindt het
ins-
<g) Daphne Capitulo terminal! pedunculato, Fol. oppofitis
oblongo - ovatis glabris. Osb. Ih 24«. Burm. Fl. In*, p.
8 8»(
9) Daphne Flor. fascicul. terminalibus fesfilibus, Fol.lan*
ceolatis nudis mucronatis. Daphne humifufa &c. Sauv. M»nsp.
5 7. Thymelxa minor f. Daphnoides Alpinutn. ^ Gesn. Fase.
T. 3* f. 6* Th. affinis facie externa. C .B. Pin.4S3. Cneo*
mm. MATTH. Hifi. 4«•
ïnsgelyks in Provence, volgensi G e r a r d , die Ap“ ^
de Alpifche Vlafchblaadige Thymelaea, van m
T o u r n e f o r t , met zeer welriekende paar-Hoofd^
fche Bloemen, daar toe betrekt.
(10) Daphne, met een endelingfe Bloempluim, GrJdium.
en fmal Lancetvormige gefpitfte Bladen. Thymeisa,
Deeze maakt eigentlyk de Thymelm der Au-
theuren uit , hoewel zy door den naam van
Thymelsea met Bladen van Vlafch onderfchei-
den wordt. In Spanje en Italië, doch inzonderheid
in Languedok en Provence , is zy gemeen
, wordende aldaar Cante -Perdris of Ga-
rou genoemd. Het is een Heefter die fomtyds
een Duim dik en een Elle hoog wordt, veel
dunne Rysjes uitgeevende, welke met geduurig
groenende Bladen , als die van Vlafch , maar
grooter, breeder en aan ’t end een Puntje hebbende,
bezet zyn. Aan ’t end der Rysjes komen
pluimen van Bloemen voort, byna als die der
Olyfboomen , waar op Vrugten volgen als Myrrhe
Besfen, doch wat langer, in’teerst groen,
in de rypheid Koraalrood, vol van een Sappig
Vleefch, met een enkelen Zaadkorrel, die onder
een zwart Huidje een wit Merg, dat zeer
fcherp '
( io ) Daphne Paniculd terminal!, Foliis lineari - lanceolatis
acuminatis. GER. P ro v . 444. GoUAN Monsp. 196. Sauv.
Monsp. j6. GUETr. Stamp.. 2. p. 427. Thymeisa Foliis Lini.
C. B. Pin. 463* Thymelsea Monspeliaca. J. B. H ifi. I. p.
591. Thymelaea. CLUS. H ifi. I. p. 87. Hisp. 172. DOD. purg,
1Z7. H ifi. des Plant. Lyon. T, 2, p. 8IS.