HI.
A fdeel.
il.
Hoofdstu
k .
Ligafter.
zesfen verdeeld. Hierop volgen Trosjes van Bes-
fen, naast met die van den Geneverboom overeenkomende
, in de rypheid zwart, en een zwarte
Kleur afgeevende, zo dat menze wel tot het
maaken van Inkt gebruikt heeft. T ragus zegt,
dat men ’er een blaauwe Verw van maakte. Des
Winters aazen de Lyfters en andere Vogeltjes
op deeze Besfen (*). Zy zyn bitter van Smaak
zo wel als de Bladen , wier Afkookzel door
fommigèn tot Gorgeldranken , als ook tot zuivering
van Zweeren , aangepreezen wordt. Men
doet ’er dan dikwils de Bloemen b y : want,in ’t
wilde groeijende, is dit Gewas zeer Bloemryk ,
en bloeit den geheelen Zomer; maar in Scheer-
haagen vindt men ’er weinig Bloemen aan. Het
blyft ’s Winters groen , doch laat zyn Bladen
vallen tegen dat het nieuwe krygt.
De vermaarde T o u r n e f o r t gééft., uit
M d n t i k g , eene Verfcheidenheid van Liguster
o p , welke de Bladen geel bont heeft, in ’t
Franfch Troesne panaché genaamd. M a p p d s
heeft dergelyke in Bosfchen van den Elfaz gevonden.
Dezelve flaat, in de Tuinen, heel ficr-
l y k d o c h gaat, indien men ’er door afzooging
geen zorg voor draagt, ligtelyk verlooren; de-
wyl zy weder groen wordt. Gedagte M u nt
i n g
(*) LiNKiEUS zegt, in Gen. Plant, dat deeze Besfën maat
«éne holligheid hebben : Ha l le s , dat deze! ven door een
iniddelfchot verdeeld zyn en tv/ee Zaaden bevatren. Scopon
geeft ’er een Vliezig middelfchot aan. TouRMEIORT zegt,
t i n g hadt, uit Zaad dat hem van Napels ge- UI.
zonden was, in ’t jaar 1666, ook een LigufterAF^ EL*
met Zwarte welriekende Bloemen geteeld; maar Hoofd*1
deeze , veel tederer dan de gewoone, kon geen
Vorst, Sneeuw, Mist of Kerken Wind verduu-
ren. Hy hadt dezelve tot vier Voeten hoogte
opgekweekt. Volgens B r e ï n vindt men zelfs
Ligutler met vergulde en met verzilverde Bladen.
,
P h i l l v r e a . Steenlinde.
Dat de Vrugt van dit Geflagt eene éénzaadige
Befie is , onderfcheidt hetzelve van de voorgaan-
den : doch de Bloem is ook meer Klok- dan
Trechtervormig.
Het bevat drie Soorten, die altemaal in Europa
haare Natuurlyke Groeyplaats hebben.
( 1 ) Steenlinde mei Lancetswys' made, hyna j.
ongekartelde Bladen. Fhm?diT.
MiddeUlagi
Men noemt de Soorten van dit Geflagt altemaal
met den Griekfchen naam , wiens afleiding
onzeker is. D i o s c o r i d e s z e g t , dat
de
(1) Phillyrea Foliis ovato - lanceolatis fubintegerrim's. Syst.
Nat. XII. Gen- 19. P- SS- Veg. XIII. p. 54- Htrt. Upf. j .
Ph. Pol. ovato - lanceolatis vix crenatis. Hort. Cliff. 4. ROVEN
Lugibat. 398. Phllyrea Liguftri folio. C. B. Pin. 476. Ph.il-
lyrea tertia. Clus. Rar. p. 6z. Hijl.1. p. j i . TOÜHNF. lnft.
596. CAM. Epft. 90. Lob. h«i. II. 132.
II. DEF.L, IV, STUK,