A fdeel.
i.
H oofd*
STUK.
men. Geen vaste paal o f maat van afzondering
, ondertusfchen , heeft in deezen plaats;
zo min als tusfchen een Boom o f Boompje;
eensdeels , dewyl het zelfde Gewas , op de
eene Groeyplaats, een Boompje o f Heefter is
en blyft , op anderen een aanzienlyke Boom
wordt. Menigvuldige voorbeelden hebben wy
hier van gezien , en de Ta x rs, alleen f kan
daar van tot bewys ftrekken.
Wanneer , naamelyk , dit zo bekende Gewas
van zogenaamde Zydveeren voortgeteeld wordt,
dan groeit het Plantfoen altoos Heefterachtig:
"öls men ’er Stek toe neemt van de Middelfcheu-
ten, dan worden het Boompjes , die op één
Stammetje ;regt opfchieten. Niettemin blyft
het dan nog in onze Tuinen en Hoven maar
laag, in vergelyking met de Groote Kroonhoo-
men, welken de Taxis , uit Zaad opkomende,
in Duitschland, Vrankryk en z e lfs op de Hei»
jen van Engeland, nitleyert. (*).
Het havenen , o o k , der Gewasfen, maakt
hier in een groot verfchil. Indien de Hazelaa-
ren , by voorbeeld , aan zig zelf gelaten worden
, zo levert één Stoel, door de menigvuldige
Uitloopers, een geheele Eosfchagie uit! Vee-
le andere Boomen hebben dit o o k , en inzonderheid,
dat zy digt by den Wortel, o f aan den
Stam, veele Zydfcheuten qitgeeven , welken,
wanneer menze ’er niet afneemt, het Gewas
tot
D E R H e E S T I R E N . 3
tot êen Heefter maaken. Hier van komt het, III.
dat een zelfde Plant door fommige AutheurenAFD“ ^
als Heefterachtig, door anderen als Öoomach-Hoofd-
tig , ja door den eenen als een Boom , doorBTUK:*
den anderen als een Heefter, opgegeven wordt.
Zelfs zyn *er Klimmende en Kruipende Rank-
Gewasfen, die men door befnoeijing en onder-
fteuning tot Boompjes maakt; gelyk de Kamperfoelie
: om van veele Oost- en Westindifchen ,
van dien aart, niet te fpreeken.
L i n n ^ d s verwerpt, volgens zynen Mee-
fterachtigen Schryftrant, de qnderfcheiding der
Boomen van de Heefters t’eenemaal, als niet
natuurlyk zynde : ten ware men het al o f niet
hebben van Knoppen voor een onderfcheiding
wilde gebruiken; doch dan , bekent zyn Ed.
zoude men de grootfte Boomen der Indiën
Heefters moeten noemen; doende de grootte,
zegt h y , daar in niets ter zaake (* ) . Ondertusfchen
heeft deeze Kruidkenner z e lf, honderden
maaien, de Gewasfen, zonder acht te gee-
ven op de Knoppen, uit de enkele Grootte ea
manier van Groeijing , in Boomen, Boompjes,'
Heefters en Heeftertjes, onderfcheiden. Men
behoeft aïleenlyk zyn Ed. befchryvingen der.
Planten van Lapland en Sweedën, als ook van
Ceylon, te doorbladeren , om' daar van overtuigd
(*) Gïmtnx vel diftinguunt Fmtices ab Arbort, vel nul*
li Iiraites; cum mngmtudo nihil'facit. Phil, £',t, p. 37.
A R
II. Di k .. IV. Stuk*