III.
A fdeel
n.
Hoofdstuk
«
XIX.
Jufiici,
fpinofa.
Gedoomde.
t e r hier van ook een Takje medegebragt hebbende,
is hetzelve op de nevensgaande Plaat in
Afbeelding gebragt. Men ziet ’er uit, dat het
meer o f min overeenkomst heeft met de be*
fchryving, welke onze Ridder daar van aldus
geeft. .
„ Het is een Heeder met ronde Takjes; de
„ Bladen aan vieren, Lancetswys’ ovaal, effen-
, , randig , glad , vry lang gedeeld; en aan de
„ Knietjes der Takken enkelde Bloemdeeltjes
„ hebbende, van langte als het Blad, met een
„ langwerpige Aair, die Schubswyze bekleed is
, , met twee ryën van Lancetvormige gehaairde
„ Blikjes , waar tusfchen vier fmallé en eén
„ Kelk aan de tip Haairig. De Bloem is zeer
„ fraay , wit van Kleur met een Haairachtig
„ dun Pypje, de Meeldraadjes influitende en zig
„ aan den rand, ter grootte van een kleine Nar-
, cis, met v y f Kwabben uitbreidende, waar
3i van de onderde grootst.” ' De Heer N. L .
B u r m a n n ü s merkt aan , dat de Bloemen
geel o f Oranjekleurig zyn, gelyk dezelven zig
ook aan het gedagte Takje bevinden, ’t Gewas
maakt in de Tuinen te Batavia een fierlyk
Bloembdompje ui t , van drie o f vier Voeten
hoogte.
(19) Judicia die Heejlerachtig i s , met Doo-
' rens
( 19) JufticU fpinofa, Spicls (/. Spinis) axillatibus, Pedunrens
in de Oxelen en enkelde Bloemjleeltjes ■ HL
op zyd,.
Hoofd-
De Drukfeil van Spicis in plaats van Spinis, die stu k. ,
de bepaaling o f Soortnaam onverdaanbaar maakt,
en aanleiding tot de uitlaating van fimplicibus
gegeven heeft , is uit de Twaalfde Uitgaave ,
onverbeterd , door den Heer M u r r a y overgenomen
en gevolgd. De Heer M i e l e r
noemt deeze Soort , Judicia die gedoomd is ,
met langwerpig ovaale uitgegulpte Bladen, en
eenen Heederachtigen Takkigen Stam. J a c -
qüi n geeft’er den bynaamaan van momnthera %
om dat deeze Soort zig door enkelde Meel-
knopjes te hebben van de andere Soorten van dit
Geflagt, door zyn Ed. in de Westindiën waargenomen
, onderfcheidt. Dezelve groeide in ’t
Kreupelbofch , aan den Zeekant , op St, Domingo.
Het i s , zegt h y , een Heeder van v y f Voeten
hoog, die zig in weinig lange, flappe Takjes
verdeelt, welke met ovaalachtigë Blaadjes
bezet zyn , van omtrent een half Duim lang.
Uit derzelver Oxelen komen derke fpitfe Doornen
, tegenover elkander, voort', zo wel als
drie o f vier Bloemfteeltjes, ieder' roet een enkeld
Culïs lateralibus (atlde fimplicibus.) Sytt. Nat, XII, Neg. XIII.
Sp. Plant. 1S63. Just.fpin. Fol. oblongo - p/atis , emareina-
tis &c. Mil l , Dit}. 6. Justicia monanthera. ]Acq. Amtr, HIJt,
p. 2. T, 2.f. 2.
II, deel, iv . Stuk.-