III.
Afdeel.
a.
H oofdstuk.
JPeper.
welke de Korrels veel'groot er, wit en ve elylcr
aan het Steeltje geplaatst hadt , -dan de Zwarte
Peper dezelven gewoonlyk heeft. Anders zou
men mogen denken , of ook door rypwording
de Peperkorrels van zelf uit den Bast vielen ,
gelyk zulks in verfcheide Planten plaats heeft*
en dit kon de reden zyn , dat de: Witte Peper
en grooter en tevens flapper is , dan de Zwar-<
te , die men voor de volle rypwording afplukt*
cn vervolgens * door Iterk droegen , als in de
Bast verfchroeit. Doch in de Witte Peper zelf
moet een groot verfchil zyn ; dewyl de een
zegt* dat de Korrels zo zyn als ik gemeld
heb; anderen , met B a u h i n ü s , dat de Korrels
van de Witte Peper. kleiner en heëter dan
die van de Zwarte zyn ; zo R a y aan tekent.
t Gewas, dat de Peper • voortbrengt, groeit
natuurlyk in Oostindie , en wordt overvloedig
aangekweekt op Malakka * Java en Sumatra, alwaar
men het veel agn den Zeekant, naby de
Stammen van regt opfehietende JBoomen , by
welken het tot Steunzel kan opklimmen, zaait..
Het is, naamelyk, een Rankdraagende Heefter,
ook in dit opzigt, zo wel als [wegens zyne
Trosachtige Vrugt, by den Wyngaard te ver-
gelyken; alzo by mede een Stoel heeft of Stam,
die overblyft. De Ranken zyn btygzaam en
taay, met veele Leedjes , die uit de Knoopen
Wortel fchieten , indien het Gewas , zonder
Steunzel , langs de Aarde kruipt. De Bladen
zyn langwerpig rond, o f ovaal met een punt,
twee of drie Duimen breed en vier Duimen
lang, ftyf en. digt van geweefzel, met ten mm- n ;-
fte v y f Ribben overlangs, van bovemgroenach-Hoofd,
tig bruin en glad y van onderen bleek groen.
Zy hebben korte dikke Steelen, en komen uit
de gedagte Knoopen voort, hebbende ieder
Blad, doorgaans, tegenover zig een Steeltje,
dat eerst digt Troswyze met Bloempjes is bezet
en vervolgens met Besfen , waar van er
twintig, dertig of meer, aan één Steeltje zitten,
waar aan zy als gelymd .zyn, zonder ei
gen Steeltjes. De grootte is als kleine Aal-
besfen , de Kleur in ’t eerst groen, doch als
zy ryp worden rood , en , terwyl door het
droogen de Schil inkrimpt, worden zy zwart.
Die Trosfen komen of tégenover de Bladen,
o f aan het end der Ranken voort, naar den
aart van het Gewas. Ééns in ’t Jaar bloeit het
en fomtyds tweemaal. De Inzameling gefchiedt
in de vierde Maand na. het bloei j en d an worden
de afgeplukte Besfen een Week in de
Zonnefchyn gedroogd en dus tot verzending
bekwaam gemaakt.
Zonderling is ’t , dat fommigen ’er een een-
bladige Bloem , die in drieën verdeeld i s , aan
toefchryven. Het geheele Gewas, zo wel de
Bladen als de Ranken en Wortelen , heeft een
heeten Peperachtigen Smaak, eenigszins trekkende
naar de hoedanigheid van de Vrugten of
Korrels , wier algemeen gebruik tot bewaaring
van Vleefch en andere dingen, als ook om een