l i l .
A fdeel«
v i l
Hoofd
STUK.
XII.
Oleoides.'
Olyfachtige.
I.
Dirca
palxjlrzs.
Lederfiiuik.
Bloemen daar van duidelyk gekelkt zyn, fchync
1 dezelve naauwlyks tot dit Geflagt te kunnen be»
hooren.
(12) Daphne met dubbelde ongesteelde End-
bloemen , de Bladen Lancetswys' ovaal en
glad.
Deeze Soort, die de Steng Heefterachtig en.
famengefteld heeft, is _door Sc r e b e r , als
ïn ’t Ooften groeijende, afgebeeld.
D i r c a .
Een Bloemachtige, Pypige, ongelykaan den
rand gedeelde K e lk , waar de Meeldraadjes buiten
fteeken , met een enkelen Styl; wordende
het Vrugtbeginzel een eenzaadige Befte : diö
maakt de Kenmerken uit (*).
De eenigfte Soort ( 1 ) groeit aan de Oevers
der Rivieren en Moerasfen in Noord-Amerika,
voerende daarom, niet eigen, den bynaam van
Paluliris. De Sweeden en Engelfchen in Nieuw
Jerf
i z ) Daphne Flor. geminis terminalibus fesfilibus, FoU elliptico
- lanceolatis glabris. Mant. 66.
(*} Van dit zo wel ais van 't voorgaande Geflagt wordt in de
befchryving gezegd Caiyx > en W de optelling, aan 't
hoofd der Klasfe: Caiyx quadrifidus Corollinus : van 4 voori-
ge Cerolla Corollacea en van dit Geflagt Caiyx elimbis Corolli-
(1 ) Dirca. Amcen. Acad. III. p. ia. T. 1. f. 7- KALM.
Mn. III. p. 88 , « 3 . DO HAM. Arbr. I. T. 2 » . Thymelata
Flor. albis , primo Vere erumpentibus, Fol. oblongis acumina-
tis, Viminibus et Cortice valde tenacibus.GRON, Virg. i j j .
Jerfey noemden het Muizen - Hout, zegt Kalm ; Aj^ u
doch die te Albany woonden Lederhout: de- v ji.
wyl de Bast zo taay als Leer is. By de Fran-Hooed-
fchep, in Kanflda, heette het Bois de Plombe
dat is Loodhout , wegens de zagtheid van het
Hout. De Indiaanen plagten van den Bast
Korfjes, Koordjes en andere dingen, te maa-
ken. De Europeaanen gebruiken denzelven ,
even als den Linden Bast, om alles te binden,
ïn plaats van Touw. Waarfchynlyk zal men
’er de Rysjes, even als die der Bindwilgen
hier te lande, ook bezigen: want het Gewas
is zo taay , dat men de Takken naauwlyks
kan breeken. Het biyft een Heefter, naauwlyks
eens Mans langte bereikende , met lange
fpitfe Bladen, welke veel naar de gewoone Peperboompjes
gelykt, drie neerhangende Bloempjes
voortbrengende uit ieder Knop. Door de
taaiheid van den Bast komt hy ook met de Thy*
meléaas overeen, doch of hy daar mede ten op-
zigt van de fcherpheid der Sappen ftrooke, vind
ik niet gemeld.
G n i d i a .
Hier zyn de Kenmerken: een Trechterswyze
in vieren gedeelde Kelk, met vier Bloemblaadjes
daar ingeplant: de Meeldraadjes agt en de
Styl enkeld, als vooren : de Vrugt een enkel
Befte-achtig Zaad.
Zes Soorten, altemaal van de Kaap, komen
»er in voor, als volgt. .
Mm ( O Gm