zo T we e mann i e E H e e s t e r s.
HX* N t c t a n t h e s . Nagtbloem.
Afdeel,
li. . . ■
H oofd. De Kenmerken beftaan , buitendien, in het
stuk, hebben van de Bloem en Kelk, beiden, in ag-
ten gedeeld, en het Vflugthuisje tweezaadig ,
* n. D. als gemeld is *.
II. Stuk u
fai.' 39- ’ Vy f Soorten kwamen in dit Geflagt voor,
waar van ik de Eerde en Vierde reeds onder
de Boomen befchreeven heb, zo dät 5er nog
maar de drie anderen overblyven; te weeten
N s ' tb NagtblOêm met de onderfle Bladen Hart-
Sambac. vormig fiomp, de bovenfle fpits ovaal.
Arabifche
]«myn. Men vindt deeze Soort, onder den naam van
Arabifche Syring met Oranjebooms Bladen,
voorgefteld door C. B aithi n u s . By A l f i -
n ü s komtze vqor , onder dien van Sambac der
Arabieren of Ardbifche Jasmyn , waarvan hy
meldt, dat het een kruipende of klimmende
Hee-
(2) Ny&ar.thes Foüis inferióribus Cordatis óbtufis, fuperio-
ribus ovatis acutis. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gén. ife’j p, 33,
JPeg. xm. p. 54* Hort. Ups. 4. Nydanthes Caule volubili
&c. Hort. Cliff. j . FU 2 ejL 12. ROVEN Lugdb. 39g. Sy-
tinga Arabica fol. Mali Auramii. C. B. Pin. 39s. Jastninum
Limonii folio conjügatö. BüRM. Zeyl. 12g. t . js. f. 2.
Argl. Hort. T. 27. Jasmmum five Saiiibc Arabüm folio
acumrsato. TiLL. Pis. 87. T. 31« Jasminum Arabicum. Clus.
Cur poft. p. 5. Sambac Arabum. Alp. ^Egypt. 72« T. 73.
Flos Manurx. RUMPH. Amb. V. p. 32. T. 3Q. Kam - Tsjirc-
gam-Mulla. Hort. Mal. VI. p. 95. T. J4- Burm. Fl. Ind.
4. Jastninum Indicuin latifolium monococcum. Tournï.
Inft. s$s.
Heefter was in de Tuinen van Kairo , met Bla- Hl.
den als gezegd is en witte Bloemen van agt F^ EL*
Blaadjes, naar die der gewoone Jasmyn gely-HooFD-
kende, doch den Reuk derker en aangenaamer^ÜK*
hebbende. V e s l i n g i u s merkt aan, dat *g
het een devige Hceder is , wel drie o f vier
Ellen hoog groeijende , in wier Bloemen dik-
wils een dubbelde ry was,, van agt , tien of
twaalf Blaadjes, C l u s i u s ontving., in ’ t jaaf
1606 , van Florence, de gekleurde afbeelding
van een Takje der Arabifche Jasmyn, die men
oordeelt hier toe te behooren , welker Bloem
ook aanmerkelyk van de eerstgemelde verfchil-
lende was. De befchryving , daar nevens gevoegd
, was als volgt : is Gy ontfangt hier de
„ afbeelding van een Takje van zekere Plant,
,, uit de Egyptifche Stad Alexandria hèrwaards
,, overgebragt, wejke fommigen Jasmyn Van
,, Gine heeten s anderen Arabifche Syring o f
„ Jasmyn.. Dezelve groeit, zo veel ik tot nog
„ toe heb kunnen waarneemen , tot de hoogte
„ van twee Ellen of vier Voeten : Zynde de
,, Stam van onderen een Duim dik , zo hard
,, van Hout, dat men het naauwlyks kan fny-
„ den. Tw ee Vingeren boven den Grond o f
, , een weinig hooger, verdeelt dezelve zig in
,, lange dunne Takken , gelyk de Katalonifche
„ o f Spaanfche Jasmyn , beginnende te bloeijen
„ in Apri l , en daar mede ophoudende in 't
„ laatst van Oktober; zo dat men het Gewas,
„ v y f o f zes Maanden, met Bloemen beladen
ziet.