[Afdeel,
V.
Hoofd*
stuk.
II.
Tataar lx
Cermar.i-
ta.
rmitfchc.
en overvloedig in Perfie, op drooge, dorre Velden
, in een zoute Grond.
(2.) Tamarifch met ticnmannige Bloemen.-
Deeze Soort maakt den gewoonen Tamarifch*
boom uit , die gemeen is iè Duitfchland, pp de
Zandige Oevers en Eilandjes o f Ondiepten ,
welke met hoog Water onder loopén, zo in de
Rhyn, als in de Donau en andere Rivieren, óf
aan dé kanten van Moerasfen.' In alle Taalen
van Europa , byna , voert dezelve een naam ,
die met den Latynfchen Tamariscus ftrookt ,
doch C l u s i ü s heeft deeze , zo wel als de
voofige, onder den naam van Myrica befchrée-
ven en afgebeeld , noemende de andere de
Spaanfche o f Franfche, en deeze dé Ooften-
rykfe..’ Hy merkt.aan, dat dezelve vee!kleiner
f f f nooit Boomachtig, gelyk die; .hébbende de
Takken dikker en de Blaadjes gróVëf. ,, Alle
9, Jaaren, (zegt hy ,) brengt dezelve nieuwe
„ Scheuten voort, van een Elle lang, die groen
„ z y n , lpopendé méést allen uit in zekere Aair,
„ van een Handpalm o f een half Voet lang, uit
„ Bloemen beftaande , die paarfchachtig «wit
„ zyn, van v y f Blaadjes , groöter dan die der
„ Franfche, en daar op volgen langwerpige ge-
„ fpit-
(z) T&mnr'ix Flor. decandris. IhlJ. Hert. Cllff. 111. Roven
Lugdbat. 4 36. SCOP. Car.n. 320. HAL L . Helv,4 19 . MAPP. A l t .
»99. Tatnarjx Fruricofa Fpl. crasfiore live Gerraanica. C. K.
Tl*. 48%. Lob. Icon. ii, p, a u . Myrica Pannonica. C l u s ,
Femn. p. 27. lm, aj.
3, fpitile Kelkjes, die gaapénde een gepluisd Ui*
,, Zaad, als dat der Wilgen, vertoonen.” Dok- AFD^fL
tor S c o p o l i nam waar , dat het getal der Hoofd-
Meeldraadjes verfchillende i s , eü dat de Bloem81,0**
drié Stempels heeft zonder Styl. De Hoog-
léeraar d e G o r t e r Vondt ’er gcmeenlyk tien,
op twee ryëh, van onderen famengegroéid, en
een Stampertje in drieën gefneeden , dat zig als
een Pluimpje vertoont (*).
De Bast der Wortelen van den Tamarifch-
boom is hedendaags in de Apotheeken bekend
en zo wel in Aftrekzel als Afkookzel in gebruik
als èeh Middel , dat de Veerkragt der Vaste
deëien VanohsLighaam verfterkt en dus deOnt-
lastiiigeti dér Vogten 'bevordert, inzonderheid
door de Waterloozing. Tot de meefte fleepen-
de Kwaaien , daar geen Verftoppihg in de Ingewanden
óf Verteerihgvan dezelven plaats heeft j
is hetzelve dienftig. Men wil dat ’er de Milt
door verkleind worde. Sommigen doen deezeri
Bast ó f het L o o f, in plaats van Hoppe, in dén
Brouwketel, Men heeft het gebruik dés Houts
ook ih Bloedzuiverende Dranken aangepreezen:
anderen verhaalen, dat door een lahgduurig gebruik
van het Afkookzel van hét Hout ën den
Bast
(*) Zie zyn Ed. onderzoek , o f de zogenaamde Heyde >«
de Wildernisfcn én ih de JVoe/ïyne , daar de Propheet JEREMUS
, Kap. XVII. v. 6. en Kap. XLVIII. v. 6. vanfpreefet,
niet veeleer een Soort van Tamarischboem zy. Verhand, der
Heli. M&atfch. XV. De el , bladz. izs , enz,
E e . a
iï. déél. iv. Stuk,