i a
A r' D i'-K L,
VI.
H oofdstu
k.
II.
UnduUta.
Gegolfde.
Stad Hanfen , op Zandige plaatfen aan de RL
bieren, zégt onze Ridder.
(2 ) Acraphaxis , die ongedoornd is»
Een Afrikaanfch kruipend Boömpje, dat de
Bladen op zyde gekruld heeft; tot de Pblygbnci
t’huis gebragt , insgelyks by D i l l e n i u s
voorkomende , maakt deeze Soort uit , tot
welke L i n Njeus betrekt, het Gegolfde Po-
lygomm van de Kaap, door B e r g i u s bé-
fchreeven. De Kelk is in vieren gedeeld, mét
Eyronde holle Slippen. Het heeft géene Bloemblaadjes
in ’t geheel, maar, zo vVel als de andere
Soort , zes Meeldraadjes, die Lancetvormig
zyn , met rondachtige dubbelde Knopjes:
een zeer korten , dikken , gegaffelden Styl ,
met twee rondachtige Stempels. . Het Zaad ,
dat in de Kelk aanrypt, is enkeld, Eyrond ,
wederzyds plat , Ipits, donker paarfch. De
Hoofd - Kenmerken komen derhalve overeen.
Het Gewas beftaat uit verfcheide Heefteracfi-
tige Steden , naauwlyks een Voet lang , van
onderen kaal, in ”t midden bezet met Romp
ovaale , gefteelde, gladde Blaadjes, die aan de
kanten gegolfd zyn , en boven korte Takjes ,
overshands, uitgeevende. De Blaadjes worden
naar boven allengs grooter, een halven Nagel
lang.
(1) Atrapbaxii inermis. Uid. Fol. unuulatis. H. Cliff. 137.
KOVEN Luidbat. 409. Arbiiscula Afric. repens, Folio ad iare-
n crispo, ad Polygona telata. Dil l . Klth. 36. T. 32. f. 34
Polygonaift undulatuiu, Bebq. Cap. 135,
tóng. Dë Bloemen , in Aairën vergaard, zyn HL
doof fpits ovaale Blikjës onderfcheideri. Aan
ïedeï Knoop van de Takjes komen Vliezige Hoofd-
Stoppeltjes j eii zulks bevestigde , dagt deHeefSTÜK»
B e r Oj ü s , dat dit Plantje tot het Varkens-
Gras behoort, al ware zulks uit de Bloemen
niet baarblykelyki
F l a c e l l a r i a . Zweep - Rieti
Onder de Driewyvigen van deeze Klasfe komt
dit Geflagt hier alleen in aanmerking , Welks
Kenmerken zyn een zesdeelige Kelk, zonder
Bloemkrans en de Vrugt eene eenzaadige Befie.
De eenigfte Soort valt in Oostindie ( i ) eh i.
voert in ’t Maleitfeh den naam van Rottang
Utan o f Wilde Rotting , in ’t Malabaarfeh . Oo5tin'
Panambu - V a lli, wordende van R omphi o s *
Glad Palmriet getyteld. Het heeft met de
andere Rocangs o f Palmrieten , zegt h y , hog-
thans niets gemeen dan het Touw , ’t welk
echter niet Houtig , maar Biesacbtig en gröen
is , en dus tot Zweepen dienftiger dan tot Rottingen
i waar van het ook den naam heeft. Het
is een Vinger dik o f minder , grofdraadig *
zeef
(1) Flageliaiia. Syst. Nat. XII. Gen. 44;. p. i 54. frti,
XlTI. Gen. 440. p» *86. Fl. Zeyl. 133, Am. Acad. I.p, 39Si
Ósb. dt. 276. Palmjuncus ixvis. Rijmph. Amb. V. . 120. T.
J9. f. 2. Panambu - Valli. Htrt. Mal. VII. p. 99. t . 53.
RAJ. Suppl. s73. Lachryma Jobi Giamineis Foliis. BöKÜi
Ztyl. 13s. Burm. Fl. Ind. sj.
G g
ÏI* Deel iy . stom.