III.
'Afdeel.
v.
baum. Ik weet niet, waarom de Sweeden het
AlJler heeten. W y geever. ’er den naam van
Paapenmuts of Paapenhout aan, wegens de aar.
tige figuur der Zaadhuisjes; gelyk de Franfchen
'het ook Bonnet de Prêtre noemen. De Groey-
plaats is door geheel Europa, zelfs in de hoo-
ge deelen van 'onze Nederlanden.
H oofd*
s tu k .
Pauper.-
hut.
Het is een Heefter, die zelden hooger groeit
dan agt Voeten volgens H a l l e r , en D a l e ch am p
zegt, dat hy nooit een Boom wordt; doch dit
zal in ’t wilde zyn. De Hoogleeraar D. v a n
R o y e n fchreef my , dat zyn Ed. denzelven
in de Leidfe Akademie- Tuin hadt, van zestien
Voeten hoog, met den Stam v y f Duimen dik.
Dit Gewas heeft doorgaans een gefpleeten
Bast, met vier Vleugels verheven ; zo dat de
Takken byna vierkant zyn en broofch van Hout.
De Bladen, aan den rand fyn gekarteld en dun
o f teder, ftaan tegenover elkander, en zyn ge-
fpitst ovaal. De Bloempjes komen by Trosjes,
van twee tot zes , elk op zyn eigen Steeltje
voort , en worden gevolgd van eene Vrugt,
die Rooskleurig is , bevattende vier o f vyfpaar-
fche Zaaden in een hoogroode Pap. Deeze
Zaaden gebruiken de Boeren, wanneer dezel-
ven tot Poeijer geftooten zyn, om het Onge-
diert op ’t Hoofd der Kinderen te dooden, en
noemen deswegen het Gewas Luizenboom, zo
de Hoogleeraar D. d e G o r t e r meldt.Toua-
n e fo r t hadt dit gebruik reeds aangeweezen ,
en gezegd dat men van het Hout ook Lardeer*
pen*
pennen maakt. De Vrugt wordt gezegd Iterk IIL
te werken door Afgang en door Braaken; ja Afdeex*
men oordeelt het Gewas niet zonder Vergift Hoofd-
te zyn ; alzo het V ee , dat ’er veel van eet , STüK*
inzonderheid de Bokken en Geiten , naar ge- h o l t T ^ '
tuigd wordt, zulks moeten bederven.
Onder de verfcheidenheden van den Europi-
fchen Paapenboom , telt men die zwarte Zaaden
draagt, welke glanzig zyn, in Zaadhuisjes
van eene Goudgeele Kleur vervat, en deeze
heeft C l o s i ü s in de Bosfchen op de Ooften-
rykfche Gebergten waargenomen. Een breed-
bladige kwam hem aldaar ookopfommige plaat-
fen voor, en S c h e u c h s e r vondt denzelven
in Switzerland. In de Elfaz groeit ’er een ,
welke de Bladen met Goud gezoomd, en een
ander welke dezelven groen en geel bont
h e e ft , volgens Doktor M a p p u s , die aantekent
, dat de Bladen in de Herfst rood worden,
en dat men de Vrugten in Loog kookt,
om eene geele Kleur te geeven aan Turks L e der,
Saffian genaamd.
fa') Paapenhout met alle Bloemen in vyven n.
, , n , 1 t,i , Evonymui gedeeld en ongejteelde Bladen. America.
nus.
Aan, Arneri-
kaanfcbe*
f (z) Evonymus Flor. omnibus quinquefidis , Fol. fesfilibus,
Md. Ev. Fol. lanceolatis. GRON. Virg. Ev. virg. PyracanthsE
lbliis &c. Pluk. Alm. 139. T. n j . f. j . Celaftius Foliis op-
poficis ovatis integerrimis &c. Hort. Cliff. 31. Rlius Virgi-
liianum Foliis Mytti. CONM. Hort, J. p. 1^7. T. Si. BJkJ.
£)endr. $y.