III.
A fd e e l
'' V.' ■
H oofd-
liTUIt.
IVynsaard.
duitfche Wein, zekerlyk zyne afkomst heeft,
De Hongaaren, evenwel , noemen den Wyn
Bor, en het kan wel zyn , dat zo aldaar als
op de Eilanden in de Middellandfche Zee of
ook aan de Kust yan Barbarie en elders in
Afrika en Afie, de Wyngaard natuurlyk groei?
je , doch voor ’t overige denk ik , dat zo. wel
de planting van den Wyngaard als de zaaijing
yan het Koorn, den voortgang veelal gevolgd
heeft van de uitbreiding eü befchaaving van
het Menfchelyk geflagt.
De Wyngaard zelf wordt in ?t Latyn V itis ,
in ’t Griekfch Ampelos, in ’t Franfch Vigne,
pn in ’t Engelfch a Vine Tree , dat is een
Wynboom geheten. De Duitfchers noemen
herrl Weinreben o f Weinjlock , gelyk 1 wy hem
pok wel een Wynftok tytelen. Deeze laatlle
naam heeft zynen oirfprong zekerlyk daar van,
dat men in veele deelen van Duitfchland en
Vrankryk een Stok van ruim eens Mans lang»
te gebruikt , om den Wyngaard te onder-
ilutten, of daar by op te laaten klimmen; gelyk
met de Turkfche Boonen by ons gelchiedt,
en dan maakt een Plantagie van zulke Wyn-
Bokken, op bekwaame afftanden van elkander
gepoot, eigentlyk een zogenaamden Wyngaard
uit. Dit is echter niet algemeen. In fommi-
ge Landen maakt men ’er , door middel van
dwars - Latten, Prieelen o f Gaanderyën van ,
en onze eigen Oogen leeren ons, dat het Gewas
zig fchikt naar alle Omftandigheden. In
Pro-
Provence en andere Zuidelyke Landen , daar
de Zonnefchyn alles doordringt, laat men den v
Wyngaard op zig zelve, als wanneer de Stam Hoofd-
zelden meer dan een Elle hoog wordt, en des-*_sj
Ranken kruipen - langs den Grond, wordendegj2Är^”
de ouden flegts wat weg- gefneeden, om voor
dc jongen plaats te maaken, In Italie beplant
men de Koorn - Akkers, vry digt, mètryën van
Boomen, laatende by ieder Stam doorgaans een
Wyngaard oploopen , die zyne Ranken van
den eenen op den anderen Boom ukfpreidt :
waar door men van een zelfde Stuk Lands
dricderley O ogst, van Koorn , Wyn en Hout
of Boomvrugten, bekomt (*). In Piémont en
een gedeelte van Spanje , leidt men ook de
Wyngaarden by de Boomen o p , zo wel als in
Géorgie en Armenie. Op de Eilanden in de
Middellandfche,Zee, daar dezelven veelal in de
fchuinte van Steenige Bergen en Heuvelen
groeijen, legt men by ’t planten altoos eengroo-
ten Steen op ieder Stek ; zo we l , om den
Wortel voor 5t branden van de Zon te bedekken
, als om de weinige Aarde, die ’er op den
Steenigen Grond i s , voor ’t wegfpoelen door
de Slagregens te beveiligen; gelyk zulks, volgens
V i R o i LI ü s , reeds oudtyds de gewoonte
ware (t)* c *-*e*
(*) Ut Vîtes Aïboribus applicitx , ihferiores apprehendendo
Ramos, in cacumina evadunt. Quint. Libr. I. Cap. z. UI-
misque adjungere Vîtes. VlRG.
( t ) Hoe effufos munimen ad Itnbres .• Hoe ubi hiulca fit;
findit Canis seftifer Am . Georg. z.
Z 4
II, Deel. IV. Stok,