III. De Vrugten, uit het onderfte van den Styl voort-
Fiv?U komende, hebben de gedaante van Besfen, vier
H oofd- by elkander, groen van Kleur. De Groeyplaats
STUK* is in Oostindie,
C a t e s b j é a .
De byzondere Kenmerken z y n e e n eenbladi-
ë e > Trechterachtige, zeer lange Bloem , op
het Vrugtbeginzel zittende, en de Meeldraadjes
in haare Keel beilooten hebbende. De Kelk is
yiertandig en dé Vrugt een veelzaadige Be-
fie.
CatlsUa ^ e eenigfte Soort ( i ) is door den vermaarden
Sfmofa. c a t e s b y , nu omtrent vyftig laar geleeden
de. . m Europa ingevoerd. Hy noemt het eenDoorn-
achtigen Heefter , met veele Blaadjes, als van
Palm, by elkander voortkomende, en eene hangende
Bloem, welke zig als vierbladig vertoont,
en vuil geel is; waar óp èen Saffraankleurige Belle
volgt, met kleine Zaadjes bezwangerd. j ) e
Groeyplaats was op 't Eiland Providence.
h o u . Bofch- Vlam.
Hier is de Bloem ook. èenb’adig, Trechterachtig,
lang, boven het Vrugtbeginzel geplaatst,
heb-
( i) Catesbaa. Syst. Nat. XII. G$n. 130. p.. x20. v » ,
XIII. p. 129. Frutex fpijiofus, Buxi foliis &c. CATESB. Ca-
T E T R A N D R I A . 12$
hebbende haare vier Meeldraadjes boven de Keel III.
en de V ru g t is eenè vierzaadige Befie. A fdeel.
Drie Soorten , waar van twee Oostindifche Hoofd-
zyn , komen in dit Geflagt voor, als volgt. ,rus*
Ti') Bofch «Vlam met ovaale Bladen, de Tak' , *•
jes half omvattende , en Tuilswyze Bloe- eoccinca.
J * Hoogcoo- men. de.
Van deeze , die de Vlam der Bosfchen by
R u m p h i u s h e e t, heb ik den Geflagtnaam
ontleend. De reden is , dat de hoog o f Vuurig
roode Kleur , der Bloemen, derzelver Tuiltjes
als Vlammetjes in het groen der Bosfchen doet
tintelen. Het is een klein Boompje, zegt h y ,
o f Struikgewas , dat omtrent eens Mans langte
hoog wordt , hebbende de Bladen langwerpig
fpits, glad en ftyf, van boven hoog groen, van
onderen geelachtig, ftaande tegen elkander over,
en taamelyk groot. Aan ’t end der Rysjes komt
de Bloemdraagende Tuil voort , bettaande uit
verfcheide Steeltjes, ieder roet drie Bloemen als
lan-
( 1 ) Ixora Foliis ovalibus fetni - amplexicauübuJ , Floribus
fasciculatis. Syst. Nat. XII. Gen. 131* p* F#ff. XIII.
p. 1*9. Fier. Zcyl. ■ ze. Osb. hln. 220. Jasminum Floie
tetrapetalo &c. Bubm. Zeyl. 12$. T. S7- Bvbm. Fl. hd. p.
34. Jasminum Indicitm Sec. runt. Alm. 196. T. 59. f. «.
Jk Arbor Indica. Mant. 20. T. 364. f. 1. Flamma Sylvarum.
ROMPH. Ami. IV. p. ioj. T. 4«. Schctti. Hen. Mal, II.
p. 17. T. 13. RAJ. Hifi. IJ73.