UI* ( i ) Gnidia met verjlrooide Jmalle Bladen, by
AFvnEL' de Bloemen gekranst.
Hoofdstu
k . De Ethiopifche Valerianelle mét Rosmaryn-
I- _ Bladen, by S e b a afgébeeld, eil de Afrikaan-
Pimfoil1 fthe Rapunculus' van den Heer J. B u r m a N*
Pynbiadi- N n s ^ geeven een denkbeeld van dit Gewas,
’t welk een Heefter is met tedere, hoekige,
paavfchachtigeTakken, bezet met lange, fmal-
Ie, fpitfe Bladeren, die aan ’t end der Takken
een Hoofdje maaken van veele kleine Blaadjes,
’t welk de Bloemen uitgeeft.
"Ti. Qa) Gnidia met E lsv o rm ig e , driekante 3 fpitfe
Geftrwtde. Bladen , aan 't end geftraaide ongefteelde
Hoofdjes , met Lancetvormige Blikjes »
Deeze ruuwe Heefter heeft de Bloemhoofd-
jes geftraald, de Bloempjes van buiten Wollig;
den rand van den Kelk van binnen glad: vier
Bloemblaadjes kleiner dan de Kelk en Haairig:
van de Meeldraadjes vier uitfteekende en vier
in het Pypje der Bloem*
(3) Gni-
(1) Gnidia Fol. fparfis linearibus , Floralibus yertidllatis'.
Syst. Nat. XII. Gen. 4S2, p. i72.!?r*g. XIII, Gen. 487. p.
jo8. Mant. 37J. Berg. Cap, 122. Valerianoides jEthiopica
frutescens. SeB. Kab. II. T. 32» f. 5« Rapunculus Afï.Fol,
nervofis linearibus , Flóribus Argenteis non galeatis, Burm.
Afr, ra2, T. 41 . f. 3, *
(2.) Gnidia Fol. fubul. triq. acutis, Capit» terminalibusfèsfili-
bus radiatis, Bta&eis lanceolatis. Mant. 67* Bonst, Prtdr, ia.
(3) Gnidia met alle de Blaadjes fpits en final, ^ “ I-i
de Bloempjes origefieeld , aan ’t end der vii. *
Takken. H o o fd-
„ ( STUK.
Dit Heeftertje heeft Stengen van een half r;sV
Voet lang , oneffen door de Lidtekens der a f - ^ I n gevallen
Blaadjes, welke fmal, fpits en glad
zyn: de Bloemen komen uit het Wollige Topje
der Takjes voort, zynde -tot Hoofdjes vergaard
, kaal en geel van Kleur, met lange fpitfe
Bloemblaadjes: de Meeldraadjes even als in de
voorgaande Soort. In die van B e r g i u s , hier
aangehaald, waren de Bloempjes groen, de Stempels
geknot en overal met Stekels bezet, een
Vronderlyke byzonderheid in dit Geftagt, welke
Ik ook in de myne waarneem.
(4) Gnidia met verftrooide Blaadjes, die lang- iv.
werpig ovaal, dan den rand ruuw zyn.
De Toppen der Takjes zyn hier Wollig., ge-
lyk in de andere Soorten ; de bovenfte Bladen
eenigermaate ruig: de Bloemblaadjes klein en
üitgerand: vier Meeldraadjes uitfteekende, vier
in de Keel; dé Stempel geknopt, ruig of zeer
fyn gedoomd.
( 5 ) Gni-
„ {3) Gnidia Fol. omn. linearibus acutis , Flor. terminalibus
fesfilibus. Mant. 6j . Burm. Prtdr. I2> Gnidia. viridis.BERG.
Cap. 12s. Thymelasa Fol. 1'asferinae. BreYN. Cent. 10, T. 6.
. . (4 ) Gnidia Fol. fparfis ovato-oblongis glabrïs , margine
leabris. Gnidia pubescens. Berg. Cap, 124,
Mm 2