Afdeel.
il.
Hoofd»
stuk;
Salie.
h a a v e deeze Planten Gymnotetraspermcs , dat
' is met vier naakte Zaaden, noemt.
Behalve het verfchil van Grove en Fyne,
komen onder de Gewoone Salie ook aanmerke»
lyke Verfcheidenheden voor, ten opzigt van de
Kleur der Bladen en Bloemen. Men vindt ’er
die de Bladen met geele Plekken of met geele
Randen verlierd, en die dezelven ten deele wit
o f verzilverd hebben. Daar is een groote Salie
met rood, wit en groen bonte Bladen, en eene
kleine met fchoon wit en groen gemarmerd Loof.
Ook vindt men eene Smalbladerige met witte
Bloemen , die veel teerder aart heeft, moetende
zorgvuldig bewaard worden voor de Vorst, welken
de Gewoone doorgaans, zonder hinder, verduurt.
In de Groote Salie heerfcht een fterke Reuk ,
die in de Kleine zo zwaar niet , maar wel zo
doordringende is en niet onaangenaam, zynde
de Smaak eenigszins fcherp en bitterachtig. Dit
alles bewyst, dat het Loof met.eene Kruideri-
ge Olie vervuld z y , bevattende een zeer werk*
zaamen G e e s t , en hier door dient het Kruid ,
zo uit- als inwendig, totdergelyke oogmerken ,
als van de Rosmaryn gezegd is; maar in ’t by-
zonder wordt ’er eene Koortsverdryvende,
Wormdoodende en Borstheelende kragt aan toe-
gefchreeven. Het komt ook in Nies- enKwyl-
middelen. De Bladen van Salie en Brandene-
telen, te famen in een Mortier geflampt en op
<Je gezwollen Oorklieren gelegd, doen dezelven
fomtyds verflaan, Voor ’t overige behoort de
Sa-
Salie, zo enteld als fameegefteld o f toebereid, A
onder de Winkelmiddelen. n.
Zonderling i s , het gene verfcheide, anders Hoofd-
niet beuzelachtige Autheuren , aangaande de ^
vergiftiging van de Salie door het nestelen van
een Pad onder dezelve, te boek geflagen hebben.
P a r é u s verhaalt, in zyne Heelkunde ,
dat iemand , door het gebruiken van zodanige
Salie, geltorven zy. Hierom rekent M u n t i n g
het niet ongerymd te zyn, dat men, tot voorkoming
daar van ,een of twee Planten Wynruit
.omtrent de Salie plaatze, als door welker Reuk
de Padden zouden worden afgeweerd, van zig
onder dit Gewas te verfchuilen. De dwaasheid
echter van die voorzorg is daar uit blyk-
baar, dat de Schaapen de Salie, daar dezelve in
st wilde groeit, en dus onverhinderd bezogtkan
worden van de Padden , affeheerende , daar
door een zeer fmaakelyk en geurig Vleefch bekomen
, zo Doktor S. copoLi verhaalt.
(5) Salie met Lancetswys’ ovaale onverdeelde,
gekartelde Bladen, de Bloemen jiairswyze Pomifer*.
met Jiompe Kelkjes. p ü S T
De Stompheid van den Kelk is een zeer blykbaar
( j ) Salvia Fol. lanceolato - ovatis integris crenulatis , &c.
Hort. i i . Roïen Lugdbat. 507. Salvia Cretica frutescpns
Pomifera &c. Touenf. Gr. la, Itin. I. p. T. »2. Salïi*
Saccifera, C. B. Pin. 237*