Üfdee Voeten hoo£ '» hebbende de oude Takken mee
^ EU korte Doorntjes bezet, de jongen ongedoornd
H oofd- en Wollig, zo wel als.de Bladen, die ovaalach-
5TüK* tig en effenrandig waren , gedeeld, een Duim
lang. Op korte Steeltjes kwamen de Bloemen
voort, die wit waren en zonder Reuk, worden-
de gevolgd van een geele, gladde Vrugc, naar
een klein Erwtje gelykende, in de Kelk vervat.
Op de Rotfen aan den Zeekant van St. Domim
go hadt zyn Ed. deezen Hesefier aangetroffen,
bloei jende aldaar en Vrugtdraagende in de Maand
Oktober.
P E N M A.
De Kelk is tweebladig, bevattende een Kloks-
wyze Bloem , die een vierhoekigen Styl heeft,
zynde de Vrugt ook vierhoekig, met vier holligheden
en agt Zaaden.
V y f o f zes Soorten , altemaal Kaapfche Ge-
wasien , komen thans in dit Geflagt voor, te
weeten.
T ' CO Penaa met ovaale platte Bladen en ge-
iw<» haairde Kelken, die grooter dan de Bladen
Sarcecolla*
Traa-
Rende*
Het
( i ) Pena/i Foliis ovatis planis, Calyoibus ciliatis Folio nia-
jori'jus. Syst. Nat. XII. Gen. 13s. p. ia i . Veg. XITI. p.
130. Tithymali Myrfinitis Ipecie arbuscula &c. Flue. Mant,
Het Ethiopifch Boompje , dat de gedaante III.’
van den Tithymalus Myrjinites heeft, met rond- Afdeel.
achtige Bladen, en uit een hard Gefchubd Hoofd- Hoofd*.
j e , als dat van de Arabifche Stcechas , zyne^TÜK*
Traan ffort; van P l u k e n e t i u s gemeld en F‘n**m
afgebeeld , maakt deeze Soort uit. Dat hetzelve
de Orientaalfche Sarcocolla-Boom zoude zyn,
fchynt my uit de geelachtig witte Blaadjes van
die figuur, welke men dikwils onder de brokken
van die Gom-Harst vindt, niet duidelyk op te
maaken. De Bladen zyn ftompachtig, de Bloemen
ftornp en de Styl Elsvormiger dan in de
overigen, zegt L i n n je u s.
De gedagte Gom, die ons uit Perfie en Ara- De Gom
bie toegebragt wordt, komt voorin kleine Brok-Satcocolla*
jes, welke het Gruis fchynen te zyn van groo-
tere Traanen , witachtig rood, ipongieus met
eenige glinfterende deeltjes daar onder gemengd.
De Smaak is fcherpachtig en bitter met eene
walgelyke zoetheid. Gekaauwd zynde, wordt zy
taay, fmelt in Waterige Vogten en brandt
niettemin aan de Kaars. Het is derhalve eene
Gom * Harst, die eenigszin s van den aart van
’ t Sap der Wolfsmelk fchynt te zyn , zo dat
men haar inwendig gebruik niet raadzaam oordeelt
, maar uitwendig heeft zy eene Wond-
heelende kragt, waar van zy den naam voert,
wordende ook, in Vrouwen o f Ezelinne Melk
geweekt zynde , tot wegneeming van Vlakjes
op den Oogappel aangepreezen.
I 5 C2) Pe.