III* tig en ruig, bezet met drie Bladen by elkander,
A fdeel* ^ ovaaj ^ gefpitst, drie Duimen lang zyn, met
H oofd- de Steeltjes , Ribben en Aderen rood, zo wel
stuk. ais Trosfen , met Bloemen van een Duim
lang, die geheel hoogrood zyn , en waar op
zwarte Besfen volgen. Deeze vondt hy in de
Bosfen by Karthagena , doch, die met uitgebreide
of ppene Trosfen , op ’% Eiland Sint Domingo*
L o n i c e r a .
Een onregelmaatige eenblaadige Bloem, met
een geknopten Stempel, waar van de Kelk het
Vrugtbeginzel bevat, hetwelke een Befie wordt
met twee Holligheden en veele Zaaden, maakt
de Kenmerken uit.
To t dit Geflagt, welks naam ter vereeringe
ftrekt van den ouden Kruidkenner L o n i c e -
r u s , zyn in de eerfte plaats de Kamperfolies en
derzelver mede - Soorten; in de tweede plaats
de Honds - Besfen , die tweebloemig zyn en
niet klimmen ; èn in de derde plaats eenige andere
Gewasfen , die overend (taan en veelbloe*
mige Steeltjes hebben, t’huis gebragt. Dus
* Die windende Ranken hebben.
(T) Lonicera met gekranfle ongefteelde End•
bloemen , de bovenjle Bladen doorbladig
famengegroeid.
De
( i ) Lonicera Flor. verticilUtis teraiinalibus fesfilibus, Fol,
fiim»
1»
Lonicera
'Caprifoiium.
Italiaan-
fche Katn-
|)afolie.
De Latynfche naam Caprifalium , welke G sï> III.
tenblad betekent, wordt gemeenlyk verdukfcht FDVEEU
met C’iprifolie en door verbastering uitgpfprokgn Hoofd-
Kamperfolie. De Duitfchers noemen het Gewas5TÜK*
Geissblatt en Speckgilgen of Waldgügen , de
Engelfchen Honey * Suckle o f Woodbind, maar
de Franfchen houden zig aan den naam van
Chevrefeuille, die met den Latynfchen ftrookt,
en Geitenblad betekent; zonder dat men, tot
nog toe, de regte afleiding daar van weet (*).
Van dit Geitenblad , nu, dat een klimmend
Rankgewas is , ’t welk natuurlyk zig om allet-
ley Boomen flingert, zyn van ouds twee
Hoofdfoorten bekend, waar van de eene door*
bladerd , de andere niet doorbladerd is. Die
als de eerfte Soort hier opgegeven is , wordt
ook de Italiaanfche Kamperfolie getyteld ,
om dat zy van zelve groeit in de Zuidely-
ke deelen van Europa , en onze Winterkoude
dikwils niet kan uitftaan. By Montpellier
is
furnmis connato - perfoliaLs. Syst. Nat. XXI. Gen. 232. p.
iS j. Neg. XUt. Gen. 23 3. p. 179. Hort. Clijf. 4J- Hort. Ups,
42. Virid. Clijf. 14. ItOVEN Lagdbat. 237. SMJV. Monsp. 139.
Gouan. Monsp. 101. Petkiymenura pérfoliatum. C. B. Pin.
302. Toornf. Injl. <5°g. Caprifolium Italicum. Dod. Pempt.
411, Hortul. jAngl T. $. f* 1 , 3*
(*) Sommigen willen dat het van de flingetende Ranken ,
in ’t Latyn Caprcoli, dus genoemd zy ; doch dit is wat ver ge-
zcgt. Natuurlyker mogt men dien naam daar van afleiden ,
dat de Geiten het Loof gaarn eeten, indien zulks bleek: maar
zou de Reuk hier ook in aanmerking komen?
O 2