AfdeÈl de Gewoone Wyngaard, doch op Malabar valt
“ v. ' een Wilde , die men ’e* Aapedruiven noemt.
H oofd- waarfchynlyfc- om' dat zig de Aapen voofnaa-
; :Wyn- me,yk daaf °P ver§asten- Die is een Gewas met
saard. dunne Houtige Ranken, geevende tot de Knoo-
pen lang gedeelde Bladen uit, van de gemelde
figuur , zynde yan boven Wollig , van onderen
glanzig groen. De Bloemen komen Tros-
wyze op dikke Steden voort, met Klaauwie-
rep; zy zyn eenbladig , in vyven verdeeld ,
rood van Kleur , met vyf Meeldraadjes en in
Jt midden een rood Knopje. De Vrugten, die
naar Druiven gelyken, volkomen rond, worden
door de rypheid zwart, en bevatten ook magr
vier Zaadkorrels, ’t Gewas, dat men aldaar
$csmbra - Halli noemt , is altyd groen, met
Bloem en Vrugt beladen..
„T (3) Wyngaard met Hartvormige, byna drie-
ptis kwabbige, getande, van onderen Wollige
Labrusca* m , ° ■
* Ä'meri** Bladen.
luanfche.
Hier wórdt de Wyngaard met getande Klim«
op Bladen , van Plumi er , bedoeld , diq.
overeenkomftig fchynt te zyn met den Wilder.
Virf
S ) Vitis Fol. cord. fübtriïobis den tn tis fïibfus toméntofls.
Ibid. Vitis Hedetx folio ferrsto. PiUM. Ic. 259. f. 2. Viti*
Hederx folio ferrato. Pu im . Ic. 259. f, 2. Vitis fylveftris
yirginiana. G. B. Pin. 299. V. Vinifera fylv. Am. Pluk.
Ph t. 249. f. t. vits fruóhi mlnote rubro acetbo. S|.o
fan*. 17I. Hiß. XI. p. 304, f . 210, f. 4,
yirginifchen Wyngaard van C i.B A d H ïN U S .^ 1^
Volgens C l a y t o n draagt dezelve weinig v.
paarfche Druiven aan een Tros , die zeer Hoofd.-
groot zyn , van een Hinkenden Reuk en on-STVK%
aangenaamen Smaak, dik van Schil. Meii noemt-
ze Vosfen- Druiven, gelyk de volgende.
(4) Wyngaard met Hartvormige. Zaag$wys' vr.
getande, wederzyds naakte Bladen. vuïpln*.
I ’ Vosten- Tot deezè Soort fchynt my veeleer de aan-Druive*«
gehaalde van S l o a n e , een Westindifche
.W yngaard , met eene kleine roode , wrange
Vrugt, te behooren: want die Autheur betrekt
»er zelfs toe , den Wynitok van Ov i e d o ,
aan groote Hoornen oploopende , met zwarte
Druiven van een aangenaamen Smaak, en in ’ t
algemeen allerley Westindifche Druiven , van
de Autheuren gemeld , die waarfchynlyk flegts
door de Wildheid wrang zyn. Hy merkt aan,
dat dezelve'een Stam heeft van dikte als eens
Menfchen Been, komende in manier van Groei-
jing volmaakt met den Europiichen Wyngaard
overeen , maar flegts Druifjes draagende van
grootte als Aalbesfen ;. ’t welk met den voor-
gaanden Virginifchen in ’t geheel niet ftrookt.
R A y , ondertusfehen , meent, dat zy de zelfden
zyn. Van den uit hem aangehaalden ,
met
(4) Pitls Pol. cordatis , dentato - ferratis , utrinque nudis.
lbii. Vitis Vulpina difta Virginiana nigta. PLUK. Alm. 39a.
Vitis Aceiis folio. R.AJ. Dendr. SS.
A a s