A fdeel ” he.e le n PaS » aIs uitzinnig, haar Vel en de
vu. * s> Liefchen zitten te wryven. Met hec Af-
H oofd- „ kookzel der Bladen maaken zv het Haair
Alcann* *' vast5 en houden ’c Ongediert van ’ i Hoofd.
nnM' „ Daar mede tekenen zy ook de Nagels haa-
„ rer Vingeren , halfmaanswyze Oranje-kleur
„ of hooger Vuurig rood : het welk zy zig
„ inbeelden tot niet minder fieraad te frrekken,
„ dan oudtyds de halfmaanswyze Schoenen voor
„ de Romeiniche Raadsheeren waren (f).
ii. ( 2 ) Lawfonia m e t gedoomde T a k k en .
L&vjfonta
7Gedoorn- Tot deeze Soort» welte , zo onze Ridder
de. aanmerkt, zeer naby komt aan de voorgaande,
en mooglyk door in ’t wilde groei jen alleen
daar van verfchillen zou, wordt van zyn Ed.,
niettemin, die van R ü m p h i u s t’huis ge-
bragt, welke men in Oostihdie zorgvuldig in
de Hoven kweekt, en die, welke de fchrandere
H a s s e l q u i s t , in het midden dezer Eeuw,
in Egypte waargenomen heeft: een Gewas van
Mans langte , met dunne Takjes aan de Stengen,
die in een ftekelige Punt uitliepen, de
Bladen Lancetvormig en helder groen : Troswy
( t ) J- VESLIHG. Obferv. in Libr. T. Al PINJ de PlMt.
J&gypti. p. 16.
(z) Lawfonia Ra mis fpinofis. Ibid. Fl. Zeyl. 1^4. Hasselq.
lt. 464. Rhamnus Malabaricus. Pluk. Alm. 3 !.p . zzo. f. 1.
Mail-Anfchi. Htrt. Mal. I. p. 73. T. 40. Cyprus. Rumfh.
Amb. IV. p, 42. T, 17, Alcannae Sp. Zeyl. Macithondi diöa,
N Burm. Ztyl. $ , 142. BURM. Fl. Ind. p. gg.
wyze Bloempjes , vierbladig en met agt Meel- 1H-
draadjes, gelyk in de Kenmerken is gezegd
bloeijende hetzelve, in Egypte , van het beginH oofd-
van Mey tot het end van July agtervolgelyk,
met geele Bloemen, die witte Draadjes en amM'
bruine Knopjes hadden , in een groene Kelk.
Deeze Bloemen hadden, gedroogd zynde, een
zeer Kerken Reuk, voor beproefde Meisjes
onverdraaglyk (f). De Arabifche naam was
C h em a . Aangaande het gebruik fpreekt hy
dus.
„ De Bladen , tot een fyn Poeijer gemaakt,
„ worden met een genoegzaame veelheid van
„ kookend Water tot een Deeg gekneed, dat
„ men op de Nagels der Handen en Voeten
,, bindt, laatende het een Nagt daar op bly-
„ ven , waar door die Deelen een Goudgeele
„ Kleur bekomen, zo bevallig voor de Oolter-
,, lingen. Deeze Kleur houdt drie of vier
,, Weeken Hand, voor dat men dezelve behoeft
,, te vernieuwen, ’t Is van een zo oud ge-
bruik in Egypte, dat ik de Nagels der Mo-
,, miën zelfs daar mede gekleurd heb waarge*
„ nomen. Men voert dit Poeijer jaarlyks in
„ zulk een menigte uit Egypte, dat de bezit-
„ ting van eene Plantagïe, daar van, een Ryk-
„ dom kan genoemd worden.”
Uit dit allés bïykt, dat hier het zelfde Gewas
( f ) Tlor. fiecati odorem fpargunt fiagrantem, q. a deflo-
satis tolecari non potest. Itin, p, 504,