Hl. pe afkomftig, met P l u k e n e t veeleer tot de
A fd e e l . y 00rg aan(je Soort betrekken , en kan ook niet
Hoofd z jen , hoe de Afrikaan fche of Barbaryfche van
STOR S h a w , met Bladen van Varkens - Gras en klei-
SoksJocrr..^ vvitachtige Bloemen , hier t’huis behoore.
De Oostindifche of Sineefche, daar T r e w
de Afbeelding , (onder den naarn van Lycium
met langwerpig Lancetswyze Bladen en en-
kelde (* ) uitgefpreide Bloemen in de Oxelen,
hebbende de Takken yler gedoomd,) vqn geeft,
is een zeer fierlyk Gewas, verfchillende van de
andere Soorten, doordien het den Kelk in tweeën
of in drieën gedeeld, heeft; de Bloemen vanbinnen
fchoon Violet, aan den Keel donker ge.
ftreept, doch van agteren bleek rood: de Bladen
gelyken veel naar Wilgenbladen, inzonderheid
de bovenften die kleiner en fmaller dan de onderden
zyn. ’t Gewas beftaat uit flappe Ryzen,
die zig niet kunnen ophouden , doch niettemin
een groote hoogte bereiken; wordende fomtyds
wel twaalf Voeten lang. Het verdraagt, zegt
L i n n j e ü S j onze Winter-Koude.
in. (3) Boksdoorn met fcheeve Bladen, en houtige
rmd' Takten.
Euiopi- He
fche.
(*) Florihus folitariis pdtentibus dUribut zegt TREW. Hier
opiaat onze Ridder Sanftonds volgen , Floret e fmgulis Gem-
„ ; s 2 -----5 , Pedanculis propriis : *t welk tegenftrydig fchynf.
f 3 Lycium Fol. o'iliquis , Ramis Flexuófis teretibus. Syst.
Ver. XIII. Mant. 47. Lycium Fol. cdneiformibus Vir. Cliffm
14, Sp. Plant, I, p. 192« Jasnainoides aculeatum Salicis folio ,
rio-
De gedagte zwaarigheid is eenigermaate weg- .
genomen , door de Jasminoides van M i c h e - v.
L 1 u s met Wilge • Bladen , tot eene nieuwe Hoofd-
Soort te maaken , onder den bynaam van
ropifche , gelyk onze Ridder thans doet , heb- ° 1 mn'
bende dezelve te vooren reeds Lycium met
Wigvormige Bladen getyteld. Dus behoort
hier dan het Gewas, dat men in Duitfchland
Bucks - Thorn noemt , om dat het met derke
dikke Doornen , meest aan de enden der Takjes,
is gewapènd. Het voert ook den naam van
Spina Sancla, waarfchynlyk om dat men ’s Hei-
lands Doornekroon daar van onderftelt gevlogten
te zyn, en , alzo het in Landen aan de Mid-
dellandfche Zee groeit, was dit niet onmoog-
lyk. Ja zelfs merkt M i ch e l i d s aan, dat
het Landvolk, in Toskanen , ’er gebruik van
maakt tot affchutting , en ’er den naam aan
geeft van Spina da Corone di Crocifisji.
1 ,, Het verfchilt, zegt L i n n ^ üs thans ,
„ van de Barbaryfche Boksdoorn, doordien het
„ regtop kan ftaan , zonder Steunzel; dat de
„ Bladen , hoewel Lancetvormig , niet vlak,
„ maar fcheef of bogtig zyn; de Takjes rond,
„ geenszins hoekig door eenige van het Blad-
,, Keeltje afloopende Streep , met de Opper-
„ vlakte niet glad, maar eenigermaate Wollig,
„ en
More parvo ex albo purpurasceme. Mich. Gen. 224. T. io j.
f. 1. Rhamnus Spinis oblongis flore candicante. C. B. Fin.
477-
d
II. Dell. iv. Stuk;