ZI^ ’ °°k- 3 buiten twyfel, dienen om den Glans
Fvn! *van ’c Koper , in ’t fchuuren, op te helderen.
Hoofd- Het Sap daar van , gekookt en met Suiker tot
8TUK* een Syroop gemaakt, is van gelyk gebruik als
de Geley der Vosfebesfen.
- xii. C 12 ) Bolchbeslen met e ffen r eindige omgekrulde
iT p fd u Z . E i r o n d e B la d e n , en kruipende D r a a d a ch -
stekelige. t ig e f t e k e l ig e T a k je s .
Deeze Soort, in Noord - Amerika groeijen-
de , zegt onze Ridder, komt met de voorgaande
overeen , dan dat zy in alle opzigten
grooter is en de Stengetjes met Stekelige Schubben
bekleed heeft. Kalm noemtze A rn e r i-
f f B rm . kaanfche B ra am en * , en zegt dat de Besfeii
zeer naar de Sweedfche Brummeleh (*jj gely-
ken, wordende van de Engelfchen C r a n b e r r ie s s
van de Sweeden T r a n b a e r , énvandeFranfchen
A t o p a , dat een Indiaanfche naam is, geheter;
Men brengt dezelven, laat in de Herfst, overvloe
( i z ) Vaccmiuvn Fol. intégeirimis revulutis ovatis, Caulibus
zepentibus Filiformibus hispidis. Kalm. hm. III. p . 3 7
Vitis Idsea paluftris Amerïcana , oblongis fpleadentibus foliis,
Frmftu grandioze rubro,. plurimis intus Acinis reFerto. Pluk.
Alm. 392. T. 310. f. 6. Vitis Id«a paluftris Virginiana
Fiuftu majoré. Raj. Hifi. 685. Am Vitis Idsa humilior Fol!
Arbuti, Fru&u tninorc, Seminibus plurimis minimis replet®.
C latt. apud Gbonovium. p. 60.
(*) Dewyl die met onze Btaamen ^overeenkomen , 2«
hegryp ik niet, hoe zy dan naar dé Veénbèsféii gëlykéu
kunnen.
Vloedig op de Markten te Philadelphia; Zy wor- iïr.
den byna eveneens gekookt als de Vosfebesfen AfD22M
in Swfeeden , ën evéfvolgens , des Winters , in Hoof o-
Taarteh en ander Gebak gebruikt; hoewel zy,STÜIi*
Wegens haare zuurte, veel Suiker neemen. Een
menigte van deeze Besfen, ingelegd, wordt zo
Wel naar Europa als naar de Westindilche Ei*
landen verzonden;
E r i c a . Heide;
De Kenmerken van .dit Geflagt zyn : een
Vierbladigë Kelk en de Bloem in vieren gedeeld
: de Meeldraadjes in deh Kelk i'ngeplant:
de Meelknopjeê in tweeën geïpleeten ; het
Zaadhuisje ëeh Doosje mét vief Holüghedeno
De Verfcheidenheid der inlandfche of Euro-
pifchë , maar inzonderheid die der uitheemfche
Heiden , is ongemeen groot. Op ’t Zuid - end
van Afrika fchynen zy het menigvuldïgfte te
groeijen van dert gèheelen Aardbodem. Seba
verhaalt, dat hy fneer dan tónderd en deftig
Soorten van Afrikaanfchë Heide\ {wftarïchyn-
lyk van de Kaap af kom! tig,) bezeten hadt, die
allen in Blad en Bloem verfchillende Waren.
Het blykt nogthans, dat die groote Verzamelaar
veele Gewasfen , wegens ’t üitérlyk aanzien
voor Heide gehouden heeft, wélken men thans
met reden , daar van ohderfcheidt. Evenwel
is ’t getal der bekende Soorten groot. L ik-
m^us hadt ’er , niet de Eurbpifc'hen te ia-
I i men
t ï , d e e l . i v . STUK,
W È L
üMmÊÊStmIl
¥0*&\