III* doch wordt aan de Takken paarfch. Uit den
A fdeel. gtarn Jj0rnen menigvuldige Takken, met dikke,
H oofd- breede, langwerpige llornpe Bladen , die geele
stu k . Ribben hebben en roode Randen. Aan ’t end
foew. der Takken komt een Bloemknop, die insgelyks
de grootte, en byna ook de figuur, van een Artisjok
heeft, beftaande fomtyds uit agt ryën van
Schubben , en van buiten paarfch zynde, van
binnen groenachtig geel. De Bodem van den
Kelk is , even als in de Diftelknoppen, bezet
met Bloempjes , die ieder een eigen Kelkje
hebben , met een lange Staart, waar in het
Vrugtbeginzel vervat is , met een gepluimden
Styl. De rype Vrugt of Knop , die de Zaaden
bevat, is groenachtig Afchgraauw van Kleur.
De geheele Boom bereikt, met zyne Takken ,
dikwils de hoogte van twintig Voeten en de
Bast wordt tot Geneezing van den Loop gebruikt
(*}.
xiv ' 0 4 ) Zilverboom met meest dubbelde Bloemen,
Frotea die zeer lang zyn, ver van elkander, ge-
Hottêntot- ‘ knopte Stylen en gladde Bladen.
fche.
De bynaam zal waarfchynlyk van de Hotten-
totten afgeleid zyn. Men heeft deeze Soort
op
(*) Lepidocarpodendron Folio Saligno lato , Caule purpu-
rascente. Boerh. Lugdbat. II, p. T. 183.
(14) Frotea Floribus fubgemim's , Piftillis capitatis, Co*
rollis longisfimis diftantibus, Foliis glstbris, Mant. 151.
op de Bergen aan de Kaap , in zwart Zand , I?I*
aangetroffen. Het is een Heefter met paarfch- FrjFFL*
achtige Takken , waar aan Lancetvormige Bla- Hoofd-
den overhoeks , die glad zyn met eene Eeltige
punt, en op het end Bloemen, van grootte
een Ockernoot. De gemeene Kelk, even als in
de anderen gefchubd en glad , is gevuld met
eenbladige Bloempjes, die Draadvormig en zeer
lang zyn, ruigachtig, geel, naar ’t end verdikkende.
Zy zyn in tweeën gedeeld, byna tot
aan den Grondftcun toe , en hebben de eene
Slip Lancetvormig , in drieën gefneeden , de
andere fmal. De Stempel is geknopt, zeer fyn
gefpleeten.
(15) Zilverboom met enkelde Bloemen , ge- Xv.
knodjle Stampers en drie - Eeltige
den. locarpodcndron.
Onderbla-
De bynaam , ontleend van het groei jen derdige.
Vrugten onder de Bladen, door B o e r h a a v e
gebruikt, is toegepast op deeze Soort, tot welke
niettemin een geheel andere betrokken wordt,
die de Vrugten, wel is waar, fomtyds tusfehen
de Bladen, doch ook aan de enden der Takjes
( ïs) Frotea Floribus fblitariis , Piftillis clavatis , Foliis
tricallofis. Mant. 191. Leucadendros Africana. Pluk. Alm.
212. Protea Foliis laneeolato - linearibus , apice Sec. R oyen
Lugdbat. 184. Hort. Cliff. 29. Conocarpodendron Folio rigi-
do, angufto. Boerh. Lugdbat, II, p. T. 193.