111, ( i 2) Diosma met langwerpig ovaals Bladen,
Afdee^. fc Bloemen enkeld aan rt end der Takkeni
v.
Hoofd» £)eeZe van B e r g i u s Eenbloemige Hartogia
< * £ getyteld, heeft de Blaadjes van den Kelk ovaal
Diosma en groot * fchier breeder dan de Bladen , waar
Tenbioè- van de onderften langwerpig , als die van de
roige’ Wilde Rosmaryn , geftippeld, de bovenften
rondachtig zyn als die van de Wilde T h ym , of
onzer Vrouwe Bedftroo. Het is een laag Hee-
ftertje met groote witte Bloemen, wier Bonig-
bakje u it v y f Draadjes beftaat, welke Eyrpnde
holle Topjes hebben, beurt om beurt met de
Meeldraadjes geplaatst. De Styl is ook Draadvormig
en heeft een ft ompen Stempel,
xin. Diosma met jlomp ovaale , Klierachtig
Diosma gekartelde Bladen, en twee Bloemen by
^schoonc. elkander in de Qxelen.
D e e ze , Hartogia pulchella van den Ridder genaamd
geweest, is een zeer fraay Heeftertje, met
Takken als Roedjes en nette Blaadjes. Het
draagt tweeflagtige Bloemen , zegt de Heer
M u k r a y : maar zyn de Bloemen dit ook niet
in veele andere Soorten ? Het Zaadhuisje hadt
drie Holligheden. De Bloempjes, waren blaauw
ea
( iz ) Diosma Fol. ovato *nblongis, F'on'oMS.fblitariis termi-
aalibus. Ciftus humilis /Etluopicus. Pluk. Mant. 49. T. 34*.
f. 5. Hartogia uniflora. Berg. Cap. 71.
( i j ) Diosma Fol.’ ovatis obtufis glanuulolb - crenatis , F!®,,
ïibus geminis Axillaribns. Sp. Plant, zs t, Hartogia pulefeaS-
$2. Syst. Nat. X I I . p . Oty.
„ zeer klein , hebbende de Hoorens ™ het
Vrugtbeginzel ieder met twee Kliertjes bepaald. v
Onder myne Kaapfcbe Planten vond ik «nffaonH
Takje , dat, wegens de eigenfchap van tw e c^ ^
Bloempjes by elkander te hebben, tot d e e z e ^ u
Soort oordeelde te behooren, en, dewyl die nog
niet was afgebeeld , kon ik te gevoeglyker
daar van gebruik maaken; om dus ten minfte
één van dit vreemde Geflagt in myn Werk te
vertoonen. Voorts bevond ik dit Takje, by
nader onderzoek, byna volmaakt overeenkom-
ftig met de befchryving, welke de Heer B er-
Gius van de Hartogia pulchella geeft, zeggen*
de: „ dat dezelve de Steng Heefterachtig rond,
bruin en ruuw heeft met Lidtekentjes der
” , afgevallen Bladen , gegaffeld zo wel als de
” Takjes , die tuig en digt gebladerd zyn ,
** bezet met Vleezige, ovaale, wederzyds glad-
n de Blaadjes, flaauw gekarteld, en onder ie-
93 (jer Tandje met een Klierachtige Stip. De
Bloemen in de Oxels der Blaadjes, meest
twee by elkander , aan de Topjes voortkomende
, hebbende ieder een byzonder Steeltje.
De Kelk eenbladig in vy ven verdeeld:
de' Bloemblaadjes v y f in getal, langwerpig
ovaal, met een Honigbakje van v y f Draadjes
die korter zyn, zo lang als ’t Vrugtbe-
giüzel; en v y f Meeldraadjes, langer dan de
Bloem , met dubbelde. Meelknopjes, aan de
punt geknobbeld. Het Vrugtbeginzel hoe-
Vicr met een Elsvormigen Styl , die korter
33
33