SSTp
zo6 V y f m a n n i g e H e e s t e r s .
t jjs# 1*... in de 0xelen cn de Sl'Ppen van de Bloem
T L‘ opftaande half uitgefpreid ; als ook het
; Hoofd- Kruipend Gewas dat Bèsfen draagt vanSLoA-
J TüIr? NE, met fiolen Bladen, eene witte vyfbladi-
ge Bloem en eene roode tweezaadige Vrugt,
De Heer J a c q u i n nam het waar als een
Plantje, dat in zyne manier van groeijing, en
zelfs m de gedaante van het Loo f, veel overeen*-
komst met de Aardveil heeft, geeyende Takjes
van een Handbreed hoog , die regtop ftaan en
bloeijen, uit een Stengel, welke langs den Grond
kruipt. Hy vondt het op Moerasfige befcha-
duwde plaatfen van 't Eiland Martenique , in
December met Bloemen en met een groote
.menigte van zyne roode Sappige Besfen beladen
, doch tekent het gebruik daar van niet
aan.
De Karinta- Kali van Malabar, met Bladen
als van Violen, volgens C o m m e l y n , o f naar
het Wintergroen gelykende, volgens P l d k e *
n e t , groeit aldaar op Steenige drooge Gronden
en fchynt niettemin een zelfde Gewas te
>zyn als dat der Westindiën , dewyl het , in
Blad-, Bloem- en Vrugtmaaking, veel overeenkomst
daar mede heeft. In MeJkwey gekookt
„wordt dit Kruid aldaar gebruikt tot ftempins
van den Buikloop.
C h i o c o c c a . Sneeuwbefie.
Een Trechterswyze gelykfneedige Bloem met
een enkelden Stempel , wier Kelk eén Befie III.
wordt met ééne holligheid en twee Zaaden, ^FD^EL*
maakt de byzondere Kenmerken uit. Hoofd.
Twee Soorten zyh in dit Geilagt aangete-1TUK*
kend, als volgt.
( i ) Sneeuwbefie met gepaarde Bladen. r
Chiococca
Dit Gewas is door D ille n i u s tot de^rr^kS.
Kamperfoelie, door S l o a n e tot de Jasmyngende*
betrokken, om dat het zo verfchillende Gehalten
heeft. Browne geeft het , onder den
naarn van Chiococca , die Sneeuwbefie kan betekenen
, als een Heefterachtig o f als een Rank-
Gewas , op , en de Heer J a cq ui n heeft
deeze duifterheid weggeruimd, door de Waar-
neeming, dat het aan de kanten der Bosfchen,
in ’t klein Geboomte en in open Velden, een
Takkige byna regtopftaande Heefter is , van
v y f of zes Voeten hoog, maar in de Bosfchen
een klimmend Rank-Gewas, dat weinig Takken
uitgeeft. De Bladen zyn ovaal, gèfpitst ,
effenrandig, glanzig , twee Duimen lang. Het
heeft hangende Trosfen, zo wel in de Oxels
der
( i) Chiococca Foliis oppofitrs. Syst. Nat. XII. Gen. 230,"
p. i 6j . Neg. XIII. Gen. 231. p. 179. JACQ_ Amer. 16. Hiß.
68. Chiococca fanr.enjofa Sec. Bbown. Jam. 164. Lonicera
tacemis lateralibus &c. Sp. Plant. I. Hert. Cliff. 406. Peri-
clymenura racemofum &c. Plum. Ic. 217, f. 2. Dil l . Elt6.
Jäsminum Folio Myrtino acuminato &c Sloan, Jam, iotf.
Hiß. II. p. 97 T. 1S6. f. 3. RaJ. 2>endr. 64.
H» Deel, iv . Stuk.-]