4 5 6 Z e s m a n n i g e H e e s t e r ?.
op ge-ent kunnen worden. De Berberjsfep
- vf.EU zelf kan men op Haagedoorn enten (*J,
Hoofd- .
sTuk:. (2) Berberisle met enkelde BloemfleeltjeS.
Èeritris Deeze Soort , de Kandiafche met Palmbladen
c Kandia- van T o u r n e f o r t getyteld, fcbynt overeen,
fche. te komen met het Lycium Creticum van A l *
p i n u s , die hetzelve befchryft als een Boom,
van Mans Jangte, op de Gebergten yan dat.
Eiland groei jende, fterk gedoomd , met Bladen
als van de Palm doch (maller , by vieren o f
vyven famengevoegd, voortkomende uit de
Knobbels der Takken, by den wortel der Doornen
, die ook driedubbeld zyo. De Bloemen
kwamen, twee o f drie in *t. getal, op enkelde.
Steeltjes voort en dus waren de Steeltjes niet
eenbloemig. Op dezelven volgden langwerpige
zwarte Resfen, van grootte als Peper , van een
famentrekkende, eerst zoet dan bitteren Smaak.
L o r a N t h u s. Riemenbloem.
De Bloem is in dit Geflagt verdeeld in zes
Slippen , naar opgerolde Riemen gelykende ,
waar van het den naam heeft, en de Rand. van
de Bloem maakt een klein Kelkje uit, dat het,
VTugtbcginzel kroont, komende de Meeldraadje
s ,
(*) La nouvelle Mat/on Rustinne, Pari, 1740. Tom. I. p, 788.
(*) Berberis Pedpnculis unifioris. Wti. B. Cretica Euxi folio.
TOUPNF. Cor. 41. B. Alpina Cretica. C. B. Pin. as4, Lycium
Creticum. Alp. Exot. T, zp. Lycium eCandia, Pon. / f. 137. ‘
III.
JfiTOEI L,
je?, waar van drie korter dan de anderen zyn,
aan den Wortel der Bloemblaadjes voort, en
de Vrugt is een Belle met één Zaad.
Ft Getal der Soorten van dit Geflagt vind ik
thans tot negen vergroot, waar onder ééne Eu-
ropifche , als volgt.
VI.
H oofd*
stuk.
( j ) Riemenbloem met eenbloemige, vergaarde f
Steeltjes en Spatelvormige Bladen. ScurruU.
Dit Gewas bevoorens een Geflagt uitgemaaktfche*
hebbende onder den naam van Scurrüla, voert
hetzelve thans daar van den bynaam. Het is
een Heefter , die als de Marentakken op de
Boomen in China groeit, hebbende de Bladen
gedeeld , tegen elkander over , effenrandig ,
glad , aan de eene zyde wat breeder , en in
derzelver Oxëlen van drie tot zes Bloemen ,
elk op zyn eigen Steeltje.
(2) Riemenbloem met eenigermaate Takkige it.
gelyke Trosfen, en Eyvormige Bladen» ‘
Atneri*
Deeze, in de Bosfchen op ’t Gebergte vank«nfche,
't
f i ) Lorantbus P,edunculls unifioris congefiis, FoL obovatis. -
Syit Nat. XII. Gen. 439. p. 252. Nég. XIII. Gen. 443. p.
19a. Scurrula. Sp. Plant. I. p. 110. Viscum Vitici innascens.
Cam. Luz. 3. N. 36. PET Gai. T. 63, f. g.
(2) Lorantbus Racemïs fubramofis arqualilms, Fol, ovati*.
Am een. Acad. V. p. 396. L. Americanus. Sp. Plant. I p. 331.
JACQ. Amer. Hiß. 97• T. 67. L- Racemofus Fi. coccineo ,
E-accis nigris. Va il l . Mem. 1722. p. 274. Plum. Gen. 17. /et
j 66. f. I. Scurrula parafitica &c. BSOWN. Jam. ipy.