III. die de Bovenlip in tweeën en de Onderlip in
^F1ii.EL* drieën gedeeld heeft, met twee lange kromme
H oofd- Meeldraadjes, die enkeld zyn , doch als een
stuk. Tand aan ’t end hebben.
Rosmari- Maarééne Soort komt in dit Geflagt voor ( i ) ,
nasOfficu welke de algemeen bekende Rosmaryn uit-
cewoone.maa^« Deeze Basterdnaam , van het Latyn-
fche woord Rosmarinus of Rosmarinum afkom-
ftig, heeft byna door geheel Europa plaats. De
Italiaanen noemen het Gewas Rosmarino, de
Spaanfchen Romer o, de Franfchen Romarin, en
de Engelfchen Rofemary. Dewyl de Bladen
dikwils met een klevèrige Harstachtigheid, als
. Honigdaauw, bezet zyn; zou het daar van den
naam kunnen gekreegen hebben ; o f ook, om
dat deszelfs Geur, van Landen, daar het overvloedig
aan den Zeekant groeit, gelyk in Spanje
en Italië, zig verre over Zee verfpreidt, en
dus zekerlyk den Daauw eenigermaate bezwang
e r t : want Ros marinus betekent Zee-Daauw.
Wilde! De Wilde Rosmaryn, die in de meefte Zui-
*.osmaryn.deiyke deelen van Europa, aan de Middelland-
fche Zee , gemeen is'opbloote Heuvelen, wordt
wel door fommigen van de gene, die men in de
Hoven aankweekt, onderfcheidep; doch deeze
laat»
( i ) Rosmarinus. Syst. Nat. XIT. Gen. 3S. p- 64. Neg.
XIII'. p- 64. Hort. 'Cliff'. 14. Hort. Ups. 11. Mat, Mei. 16.
R oven Lugdbat. 310. Rosmarinum Coronarium. Dod. Pcmpt.
v j i . Tour NE. Infl. 193. Boerh. Lugdbat. 179. Rosmarinus
fpontaneus latiore folio; p, Hoitenils anguftiore folio. C. K.
Pin. 317.
laatlle zal van de eerfte haaren oirfprong heb- aJ ^
ben. De Tamme Rosmaryn , immers, geeft n.:
uit haar Zaad Gewasfen, die niet minder breed
en ruuw van Blad zyn als de W ild e , waarRKm‘anK%
van zy anders door de Smalbladigheid meest
verfchilt. En dat de eerfte, herwaards over-
gebragt, teerder is en minder beftand tegen
ons Klimaat, komt zekerlyk daar van, dat de-
andere by ons , als ’t ware, is genaturali-
zeerd.
Men noemt de Rosmaryn een Boompje, en
het is zekerlyk een Houtige Heefter, die door
het opfnoeijen Boomachtig wordt, en dan dikwils
de hoogte bereikt van vier o f v y f Voeten.
Het Gewas beftaat uit ftevige Rysjes,
graauwvan Kleur, bezet met ftyve fmalle Bladeren
, die van boven donker groen en ruuw,
van onderen Meelachtig wit en zagt als Fluweel
zyn. Deeze Blaadjes groei jen rondom de
Takjes en tusfchen dezelven komen kleine bleek
blaauwe Bloempjes vo o rt, wier bovenfte Lip
op ftaat en aan ’t end in tweeën gedeeld is ,
de onderfte een hollenederhangendeLip heeft,
en twee Slippen op zyde , die als den Keel
van de Bloem befluiten. De Meeldraadjes zyn
als gezegd is. Vier Vrugtbeginzelcjes, onder
aan den S ty l, leveren vier Zaadjes uit, die in
de Kelk fyp worden , zynde van eene rond*
achtige figuur.
Deeze Rosmaryn wordt in ’t Latyn Corona-
rium gebynaamd, om dat men ’er oudtyds toe
D 3 Kroo-
XI. DEU.IV.STys,