Afdeel.
v.
Hoofds
tu k «
n.
Staphylea
trifolia.
Briebladige.
geland , groeit deeze Blaasnooten - Boom ook,
zo ’t fchynt, in ’t wilde, maakende fomtyds
Boompjes van tien Voeten hoogte.
(2) Pimpernoote met drievoudige Bladen.
Behalve de voorgaande is ’er een Virginifche
Pimpernooten - Boom bekend, met drie Bladen
aan een Steel, en de Vrugt in drieën verdeeld
hebbende , welken de Engelfchen te Nieuw
Jork,, volgens C ol d e n , Bladdernut, ,ó at is
Blaasnoot, noemen. Deeze verdraagt, volgens
M u n t i n g , ook onze Winterkoude, zonder
hinder, doch een kleinere, ook driebladig en
zeer fchcon van Gewas, in ’t Jaar 1656, door
den vermaarden Engelfchman T r a d e s c a n t ,
uit Amerika overgebragt, was teerder, en moest
des Winters in huis gezet worden. Van deeze
is my niets méér bekend (* ) .
T a m a r i x. Tamarifch.
F Een vyfdeelige Kelk en vyfblédige Bloem ,
waar op een Zaadhuisje volgt, dat driekleppig
is met ééne Holligheid , bevattende gepluisde
Zaaden ; maakt' de byzondere Kenmerken uit
van dit Geflagt, waar in twee Soorten, beiden
Europifche Gewasfen, vervat zyn. „
(1 ) Ta-
(z) Staphylea Fol. ternatis. Ibii. COLD. Noveb. 6z. Gr o n .
f'irg. 34 , 47- Herm. Lugdb. 230. Piftachia Virginica fylve-
iltis trifolia. MORIS. SUs. 295.
(*) Staphylodendron trifoliamm minus. Munt. Raj. Hij}.
p. 1919-
( i ) Tamarifch met vyfmannige Bloemen. Ut.
Afdeel*
Men heeft deeze, die in Italië, Vrankryk cn v*
Spanje, doch meest, zó ’t fchynt, om ft r e e k s " S p r
Narbonne en Montpellier in Languedok, aan t ‘
den Zeekant groeit, door de fynheid der Bladen
onderfcheiden gehad , maar het verfchil derFranfcué.
Meeldraadjes in getal maakt een vaster Kenmerk
uit. Doorgaans valt deeze Heefterachtig, doch
wordt fomtyds ook wel een taamelyke Boom.
De Blaadjes zyn zeer fyn, als die van Heide o f
Cypresfen, witachtig groen; de Bloemen komen
Aairswyze aan de enden der Takjes voort; zy
zyn klein , van buiten paarfch met v y f Meel*
draadjes en daar op volgt een Wollig Zaad, door
den Wind verftuivende , even als *t Zaad der
Wilgen en Popelieren. Hier volgen aanftonds
weder Bloemen o p , des dit Gewas wel driemaal
’s Jaars bloeit. Des Winters verliest het zyne
Blaadjes, zelfs in Spanje , zo C l u s i u s aan-
tekent, die ’er Boomen van gezien hadt, zo
dik, dat menze naauwlyks kon omvademen. Boven
Madrit was een groote Vlakte vol van zodanige
Tamarifch • Boomen. Het groeit ook
in Griekenland, in Alle aan de Kaspifche Z e e ,
eü
(i) T&nsarix Flotibus pentandriï. Syst.Nttt.XlX. Gén. 372.
3». 2 19, Vtg. XIII. Gen. 375. p. 244. Hort. Cliff. i n . RoYfctf
Lugdbat. 43<S. $AUV. Monsp. 4 j . GöÜAN Mcnsp. 429, HORT,
Ups. 9«. Mat. Mei. i J4. Tamarix altera Folio tènuiore II
Gallica. C. B. Pin. 4*j. LoB. Icon. II. 21*. Myrica fylvefai*
prima. Clus. Hbp. 104, Ie. icy,
Ee
II. deel» IV, Stuk»