R h a m n u s . Wegédoprn,
ui
langen geknopten Styl bevat, zig mét deMeel-
A f d e k l . ^nopjes j n £je £ eej v a n (je Bloem vertoonen-
Hoofb- de. De Bloem is wit, de Vrugt een Saffraan-
iTUK* fleurige, Vleezige , Befie, welke de Zaaden in
’t ronde, tegen den Bast of Schil aan, geplaatst
heeft. De Hoogleeraar D. v a n R oy en merkte
aan, dat de Bloem van dit Gewas tot de Smoel-
achtigen (Bingentes) behoorde.
De Kenmerken van dit uitgebreide Geflagt,
buiten de algemeene van deezen Rang, zyn zeer
twyfelachtig. Eerst hadt L in n^ ds gezegd,
dat het geen Kelk heeft; ten ware men voor den
Kelk wilde neemen de Bloem, die beftondt uit
een ondoorboord Blaadje QPeialum'), van bui*
ten ruuw, van binnen gekleurd en Trechtervormig
(*> Thans zegt zyn Ed., dat het geen
Bloemblad (Corolla1 .heeft,, maar een Pypachti-
gen Kelk, die den Bloemkrans draagt ( f ) , met
Schubben welke de Meeldraadjes bcfchutten, of
vyf Schubben van den Mond die famenloo*
pen (|). Zyn Ed. telt het onder de Planten
met vyfbladige Bloemen, die het Vrugtbeginzel
bevatten. T ourn ef or t , ondertusfchen ,
zegt,
(*) Gen. Plant. Ed. V. Stokh. 1754. p. 89,
( t) Calyx tubulofus Corollifer, Syst. Nat. XII. Stokh.
1767 8c Veg, XIII. Gott. 1774. p. 148. Corolla nulla. Ibid,
p. I9+.
(4) Squamae Oris quinque convergentes. Ibid. Ibid.
zegt, dat het een êénbladige, Trechterachtige HK s
Bloem heeft , in vieren gedeeld , en B o e r - rDyZ
H a A v e een éénbladige Trechtervormige Bloem, Hoofd*
die vierblader- of vyfbladerachtig is (*). 0n'^ L , snIj
ze Ridder zal het zekerlyk nader onderzogt hebben,
doch dan behoorde hy overeenkomltig te
zyn met zig zelven , en niet, in een en ’t zelfde
Werk, aan dit Gewas een Kelk die den Bloemkrans
( Corollaj) draagt, en geen Bloemkrans of
Bloemblaadjes , te hebben toegefchreeven. Doktor
Scopo e i houdt de Schubben van onzen
Ridder voor Bloemblaadjes. De Heer Hal*
L e r j die zekerlyk niet de minfte is onder de
hedendaagfche Kruidkundigen , fpreekt ’er dus
van.
,, In de Rhamnus van T o u r n e f o r t en
eenige Soorten van dat Geflagt byL IN n At u s,
” hebben fommige Planten tweeflagtige, ande-
, ren enkele Mannetjes - Bloemen. Dq laatfle
komen by den oirfprong der Bladen, uit de
’ ’ Takken, op enkelde langwerpige Voetjes
voort. Het is een Klokvormïge in vieren
„ gedeelde Kelk , uit wier verdeelingen drie*
„ hoekige langachtige Stukjes, die naar Bloem-
'' blaadjes gelyken, by de Meeldraadjes zitten,
welke , vier in getal, uit het Pypje van de
” Bloem regt-op ftygen. De tweeflagtige
Bloem heeft een dergelyken, doch kleineren
” „ Reik,
/*) Flos tnonopetalus , infundibuliformis , tetiapetaioidei
tel pentapetaloides. Lugdbat.il» p. n a .
I I , DEEIrt IV, STUK,