III. Deeze gelykt, wat de Bladen aangaat, veel
A fdeel. naar deD D raajiiX)om # en is , gelyk de voor-
Hoofd’ gaande, een Westindifch Gewas. C o m m e -
stok. l y n noemt het Amerikaanfche Aloë met Zaags-
wys’ getande Draakbooms • Bladen. „ te n
,, groote dikke knobbelige Wortel (zegt hy,)
„ brengt een Plant voort , hooger dan drie
„ Voeten , welke uit Bladen beftaat van twee
„ Voeten lang, naanwlyks een Duim breed,en
,, allengs in een fpitfe Punt uitloopende, ’twelk
„ hun van de Bladen des Draakbooms onder-
„ fcheidt.” De Bladen, merkt hy aan, ftaan
overend, doch fommigen zyn in de Afbeelding
knikkende voorgefteld. Hy dagt o f deeze ook
de Aloë met Yucca-Bladen van S l o a n e
welke van de Engelfchen op Jamaika Silkgrasf,
dat is Zyde * Gras, genoemd wordt, mogte zyn ,
doch dit fchynt tot de volgende te behoo-
ren.
iv'. (4) Yucca met Zaagswys' Vezelige Bladea.
Yucca
filament o* Deeze, die in Virginie groeit, heeft de Bla-
Duadige. den Lancctvormig gefpitst, eifenrandig en aan
den Rand V e z e lig, volgens den Heer G a o»
No v i u s . Een zeer 'fraaije Afbeelding is door
ï r e w aan ’t licht gegeven van dit Gewas ,
' twelk in de Kruidtuin van C o l l i n s o n ,
te Londen , een Bloemfteng, van by de v y f
Voe-
(4) Yucca Fol. ferrato - filamentofis. Ibli. 6UM. Efcj, if»,
T kew. Ehret. T. 37- Mor. Hifi. Il.'p, 419 , Yucca Virgin«,
na, Fol. per marginem apprime filatis. Pluk. Mm. 39*.
Voeten hoog, heeft voortgebragt. C l a y t o n HL
zegt , dat het in Virginie op de Zandige Oe-
vers der Rivieren groeit. Van deeze o f de Hoofd-
eerfte Soort verhaalt M u n t i n g , dat hy aan’ 1,01,
den Bloemfteng van eene Plant, in zyne Tuin
groei jende , in den jaare 1648 geteld hadt ,
driehonderd-vierenzestig Bloemen, witachtig van
Kleur, doch zonder eenige Reuk, aan bruinroo-
de Steden hangende, en, gelyk de Bloemen die
men Kievits-Eijeren noemt, van onderen zig
open doende , hebbende de minfte daar van
de grootte van een Ploender * Ey.
A £ o ë.
Schoon het Geflagt der Aloë ook eenige
Heefterachtige Soorten uitlevert, zal i k , om
dat de meeften de geftalte van Kruiden en voelen
geen blyvende Steng hebben, dezelven tot
de befchryving der Kruiden fpaaren. W y komen
dan tot de
C a L A m o s. Rotting - Gewas.
Waar van de Kenmerken zyn , een zesbladi-
ge Kelk zonder Bloemkrans, de zes Meeldraadjes
en den Styl bevattende, terwyl het Vrugt-
beginzel ,een drooge eenzaadige Vrugt uitlevert
, die naar een Appeltje gelykt, met Schubben
agterwaards bekleed.
To t eene zelfde Soort ( 1 ) betrekt onzeRid- j
jJgj. Calamns
R tta n g.
(1) Calamui. Syte. Nat, XII. Gen. 43*. p. iso.