JU
Afdeel. tui"ê^ te zYn* t’^s waai’ 3 die Werken zyn voor
••••' ï* het uitgeeven der gedagte Leerwetten aan ’t licht
«tuk.0* gekomen) maar naderhand heeft zyn Ed. zulks
dikwils in het Samenflel der Natuur gedaan, en
doet zulks nog in de Byvoegzelen.
Wat zal men hier van zeggen? Dat een Wet-
geever boven de Wetten is ; mooglyk: doch
met een Leermeefter gaat het zo niet. Leerin-
gen wekken , maar voorbeelden trekken. De
Natuur wil zig aan geene Wetten laaten binden
, en fchoon het wel waar is , dat door dezelve
tusfchen een Heefler en Boom geen juilte
Scheidpaal gefield zy , vervalt men in de be-
fchryving der Planten , tegen wil en dank, tot
die onderfcheiding, welke het denkbeeld is van
den gemeenen Man (* ) .
Onze Ridder is , in meer gevallen, van de
Wetten, door zyn Ed. in de Kruidkunde gefield
, iets afgeweeken. Hy verklaart alle Soort-
naamen, die van de Groeyplaats o f van het Vaderland
der Planten ontleend zyn, voor gebrék-
kelyk , geevende tot voorbeelden daar van op,
de Valtriana fylvejlris, de Sagittaria Europee a,
enz. ( f ) . Ondertusfchen gebruikt zyn Ed. ze lf,
menigvuldig maaien , dergelyke Soortnaamen ,
en wel die veel minder bepaald en veel oneige-
ner zyn. De Ficus Benghalenfis, by voorbeeld,
in
(*) Inter Fruticetn & Arboiem nullos limites pofuit Na-
tura, fel opinio Vulgi. F kil. Bot, utfupra.
(t) M , P. 205>*
d e r . H e e s t e r e n . 5
ïn ’t voorgaande Stuk befchreeven , behoorde Hf.
ten minfle tot Bengale bepaald te zyn , en niet- FDjEEL*
temin betrekt hy daar toe ook den Vygeboom Hoofd-
van Malabar. De Ficus Religiofa is niet meerSTÜK*
aan den Afgodsdienst toegewyd, dan de volgende
Soorten , en , om de waarheid te zeggen ,
veel minder, o f in ’t geheel niet, wanneer men
op de Soortelyke bepaaling vertrouwen kan:
want, die men tot den Afgods - dienst gebruikt
zyn de genen , welke Wortels uit de Takken
nederlaaten, en daar van wordt in die bepaaling
niets gemeld. De Ficus Indica ondertusfchen,
aan welke deeze Eigenfchap wordt toegefchree-
ven, en die daarom zekerlyk een van de Af-
godsboomen is , voert den naam van haare afkomst.
Onze Ridder maakt, wel is waar, tusfchen
Nomina Specifica o f Soortnaamen , en Trivialia
o f Bynaarrien , een vol [trek te onderfcheiding.
De eerften moeten de weezentlyke verfchillend-
heden der ééne Soort van de andere bevatten.
’t Is ontwyfelbaar, dat zyn Ed. in het uitvinden
van deeze Soortnaamen alle voorgaande Kruidkundigen
overtroffen heeft , maar de moeielyk-
heid der onderfcheiding van de Soorten in veele
Geflagten, door eene omfebryving met Woorden
, heeft die Soortnaamen dermaate doen uit-
dyën, dat geen Menfch in Haat i s , om ze allen
in zyn Geheugen te prenten. De Bynaa-
men , derhalve , byna altoos maar uit twee
Woorden beflaande, dienen tot behulp van het
A 3 Ge-
Li
51