IH. „ Kelk, en Bloemblaadjes en Meeldraadjes;
A fdeel, ^ jle t Pypje is diep in vieren gefneeden; de Be-
Hoofd' fie vier-Zaadig. De Bloemblaadjes heeft Ra-
stuk. j US} j e § exe D i u e n i ü s ontdekt” ( * J .
De Soorten van dit Geflagt , die meer dan
twintig zyn, heeft onze Ridder in drie Afdee-
lingen , van Gedoomde, Ongedoornds en Stekelige,
onderfcheiden. Men vindt ’er verfcheide
Plantgewasfen onder, die altoos by andere Naa-
men bekend geweest zyn, gelyk wy zien zuilen.
Ik Hel ze volgens de laatfle Uitgaave van
het Samenftel der Planten , doch, om de verwarring
te ontgaan , met agtereenvolgende Getallen
voor.
i. ( i ) Wegedosrn met endelingfe Doornen, vier-
CdtUrti- deelige tweehuizige Bloemen , Eyvormige
' Bladen en regte Stengen.
Purgeerendc.
Deeze is algemeen bekend onder den naamvan
Rhamnus , en in ’t byzonder onder dien van
Catharticus of Purgeerende, wegens die eigen-
fchap der Besfen , welke daarom in de Geneeskunde
befaamd zyn. Het Gewas, dat in de
meefte
(*) HiLLER Htlv. p. IS;.
( i) Rhamnus Spinis terminafibus , Flotibus quadriSdis di-
eicis, Fol. ovatis , Caule erefto. Syst. Nat. XII. Geq. 264,
p . 17g. Veg. XIII. Gen. 2fij. p. 194. Hort. Cliff. 70. Fl.
Stic. 193, 202. Mat.M'.A. 72. Roïf.n Lu;rF,at. 224. Rhamnus
Catharticus. C. B. Pin. 478. TOURNE. lnft, ssh PüD.
Pempt, 750. Cctvispina, CORD. Hiß. 17s.
meefte deden van Europa groeit, noemt men IIÏ.
in ’t Franfch Nerprun of Bourg-Epine, in
Engelfch Chrijls - Thorn , in ’t Hoogduitfch Hoofd-
Stechdorn of Wegen - Dom , enz. Wy g e e v en j0^.
’er den naam aan van Rhynbefiën of Duinbejiè'n,
om dat het by ons meest, hoewel zeldzaam,
aan den Duinkant voorkomt, Boerhaave tekent
het niet als een inlandfch Gewas: Comme-
LYN maakt ’er , in zyne Optelling der Planten
van Holland , geen melding van , en de Hoog-
leeraar de G o r t e r hadt het alleen aan den
Weg vaq ’s Gravenhage naar Scheveningen, en
daar omtrent, in de Duinen waargenomen (*).
Het Gewas is gemeenlyk een Heefter, doch
wordt in fommige Landen een Boom, krygende
fomtyds een Stam zo dik als eens Mans Been,
de Schors bruinachtig en glad hebbende als die
van den Kerfeboom, van binnen groen en naderhand
geel. Zyn Hout is van buiten wit,
maar naby het Hart rood. De Takken zyn met
fterke, fcherpe Doornen aan ’t end gewapend;
de Bladen taamelyk groot, naar die der Pruim-
of Kornoelje * boomen gelykende ; de Bloemen
groenachtig wit; de Vrugten ronde Besfen, als
die der Geneverboomen. Van de Takken worden,
omftrecks Lyons, fterke Boogen gemaakt.
Men acht het Hout, in Vrankryk, het beste om
Kolen te branden tot Buskruid, noemende het
Bois
(*) Flora Btlgka. Ultr. 1717, p. 6*.