HU
A fdeeliv.
Hoofdstu
k .
Zilverboom.
Kruipende.
men doet ’er den naam van Tulpboom door de
Hollanders aan geeven. Dezelve groeit, op den
weg van ’t Kafteel aan de Kaap naar den Steenberg
, met een Stam van één öf twee Voeten
hoog, die veele Takken uitgeeft, tot de hoogte
van agt of negen Voeten. De Bladen zyn als
gemeld is en de Bloemknoppen, ten aanzien van
de Kleur der Schubben volmaakt Harlekyns en
zeer veranderlyk, bevatten een overvloedig Ho-
nigfap, dat ’er met Smaak wordt uïtgezoogen,
L i n n a u s geeft ’er de grootte aan van een
Ganzen - Ey.
’t Is onbegrypelyk hoe hief, als eene Ver-
fcheidenheid, heeft kunpen t’huis gebragt worden
die andere Soort,, van ’t zelfde Gewas ,
welke BoEttH Aa v e noemt L. met zeer lange,
fmalle Bladen, welke de ‘Vrugt, die zeer
fraay rood, geel en wit bont is, als eene Kroon
omringen, en eenen kruipenden Wortel.Moog-
lyk zal hier van de bynaam afgeleid zyn. Dee-
ze heeft een Stammetje van naauwlyks een half
Voet hoog, zonder Takken, dat ,een Kroon van
driekantige.Bladen, als die van de Ficoides uitgeeft,
wel eehs zo lang als de gezegde Bloemknop
, en de deelen der Vrugtmaaking waren
ook niet met die der andere overeenkomftig.
Menigvuldig, groeide dit laatfle Gewas op de
Zandige Heijen omftrecks de Buitenplaats van
den voormaaligen Gouverneur v a n o ér St e l l ,
drie Uurep gaans van het Vlek aan de Kaap ,
wel.»
welke Conüantia genoemd wordt, daar men de BI.
befte Kaapfe Wynen teelt. A fdeel.
Hoofd. ( 12) Zilverboom met enkelde Bloemen , wierSTÜK»
Kelk bekrompen Lancetswyze Str aaien heeft, pl]'(ea
de Bladen rondachtiii en geftesld. Cynarmdes.
° 0 J Artisjokbloemige.
Deeze groeit op vogtige plaatfen aan den Tafelberg
by de Kaap, een dikken Knoest uitmaa-
kende, die veele Takken uitgeeft, paarfch van
Kleur, zo dat het Gewas de hoogte bereikt
van drie Voeten. De Bladen zyn zwaar ge-
fteeld, dik , fty f, bly- groen met roode randen
, een Handpalm groot. Aan ’t end der
Takken komt een groote Kelk , fomtyds be-
ftaande uit negen ryën van Schubben , zynde
dezelven, als de Bloem open is , zeer uitgebreid,
en van binnen fchoon rood. De figuur en grootte
is byna als die van een Artisjok ; waar van de
bynaam. De eigentlyke Bloempjes zyn twee-
bladig , zegt L i n n a d s ; de Blaadjes van
langte als de Kelk, aan de tippen famenkleeven-
de, Roozekleurig; het breedfte den tip in drieën
gedeeld en ruig hebbende: de Draadjes witachtig
ros; het Vrugtbeginzel gebaard; den Styl rood.
0 3 ) ZII-
(11) Protea Floribus folitariis, Radio Calycino lanceolato
ftri&o Foliis fuborbiculatis petiolatis. Mant. 190. Leucaden-
dron Fol. fubrotundis patentisfimis petiolatis &c. WACHEND.
Vltr. 204. Lepidocarpodendron Folio fubrotundo rigido &c,
Bofrh. Lu^dbat. XI. p. T. 184.
G 's