III.
A fd e e l .
v,
HOOFD'
STUK.
Scjtveia
Fa^etia.
Indilche.
aoo V' ï ïMANfcIGE HEEStEf tS.
vorderd. ’t lis een Boompje, door dien Pater-
in Zuid • Amerika ontdekt, dat de Bladen ovaal ,
met Tandjes , van onderen ruuw , tegenover
elkander , op zeer korte Steeltjes, en dé Bloemen,
die vry groot zyn , Troswyze langs dè
Takken verfpreid heeft, gelyk uit de Afbeelding
blykt.
S c v o L A.
Eén Bloem die. eenbladig is , doch on regel*
maacig verdeeld met eene Waaijerachtige L ip ,
die in vyven is gefneeden , aan de eene zyde
van het gefpleeten Pypje, en waar van de Kelk
eene Pruimvrugt wordt, welke een Steen bevat
met twee Holligheden , maakt de Kenmerken
van dit nieuwe Geflagt uit.
De eenigfte Soort ( i) voert den bynaam van
Lobelia , om dat zy van dat Geflagt door den
Ridder, op de aanmaaning van den Heer J a c-
q u i n , is afgefcheiden ; niettegenflaande zyn
Ed. haar Lobelia Plumieri, als door dien Pater
dus getyteld zynde, gebynaamd hadt. Zy voerde
bv denzelven den Daam van Heef ter achtige
Lobelia met Porfelein-Bladen. De Heer j a c -
g u I H bevond tze op ’t Eiland Sint Marten een
Hee-
( i) Sc3.vola. Syst. Nat. V-eg. XIII. Gen. 1294. p, 178.
Lobelia Plumieri. Sp. Plant. 1317. Syst. Nat. XIT.' p. 583.
Fl. ZeyL 313. Cse. hin. 27j. Lobelia frute-ccns, Portulaca;
folio, Plum. Gen, 21. Ic. 165. f. 1. OA'ï -SB. 6ar. I, p.
T. 79. Seligm. IGg, II. Band. PI- J8,
P Ë N T A N JL 1 m aöi
Heeftertje te zyn i mét dikke, ovaale ■ A " k j
Bladen, witachtige. Bloemen én zwarte Vrugten, y
waar mede de Zandige Zee -Oevers van datEi-HooiD-
land , op verfchei.de plaatfen , tot een g ro o te '™
uitgeftrektheid digt begroeid waren. Het hadt
de hoogte van twee Voeten, en broofche Houtige
Steelen , die veelal op den Grond lagen.,
C a t e s B k hadt dit Gewas, op de Klippen
van veelen der Bahamaas - Eilanden, v y f of zes
Voeten hoog gevonden, met een Vrugt van
grootte als de Sleepruimen. De Strand- Osje-
Tonê van I I ü m p h i ü s , welke hier toe ook
t’hüis gebragt wordt , zal waarfcbynlyk nog
groóter zyn , als den Stam wel een Been dik
hebbende en Bladen die naar Ósfen-Tongen
gelyken; zynde daar van , niet van het Euro-
pifche Kruid , dat men dus noemt, de naam
óntleend. De Bladen zyn flap, glad en Sap-
pG en het Gewas heeft in de bovenfte dce-
lèn een voos M e rg , als de Vlier, doch van
onderen is de Stam Houtig. De Bella-Moda-
tram van Malabar , dat een hooge Boom i s ,
bp Bergachtige plaatfen. groeijende , fchynt zo
niin als de' Vergiftige Ceylonfche. Boom Tak-
kadafdie een Melkachtig Sap heeft, hiertoe
te kunnen behooren : want dat laattte heefÊ
in dit Gewas geen plaats. O s b e c k nam
hetzelve ook aan de Oevers van ’t Eiland Java
waar.
N 5 P o-
II, Deel. iv. Stuk,