I5<5 V‘l ERMANNIGE HEESTERS.
A fD££L.
XV.
H oofds
tu k .
i.
Ptelea
trifoliaia.
Drieblädigc.
»Zie II
D. II. St.
bl. z56.
Styl zit op een Vrugtbeginzel, dat eene Vrugt
wordt, die als uit een Blaas beflaat, welke in ’t
midden een enkel Zaad heeft.
De eenigfte Soort is thans de Driebladige(i ) s
een Virginifche Heefter, mee Zaadhuisjes byna
als der Olmen volgens B a n i s t e u , van C a-
T e s b y en T r ew , als ook by P l ü k e n e -
t 1 o s , afgebceld. D i l l e n i u s merkt aan,
dat dezelve in de Tuin van C o l l i n s o n de
hoogte hadt van twee Ellen, met een Stam van
anderhalven V o e t, een Vinger dik, en evenwel
hadt zy daar geen Bloem noch Vrugt gegeven.
De andere Soort van Ptelea, Viscofa, geby-
naamd, thans het Geflagt van Dodonéa onder de
Agtmannigen uitmaakende, en tot de Booraen
behoorende, is reeds door my befchrceven*.
S n i u m . Sirie-Smuk.
De Kenmerken van dit nieuwe Geflagt zyn;
een vierdeelige Kelk zonder Bloemblaadjes, door
een vierbladig Honigbakje gefiooten. De Kelk
Het Vrugtbeginzel heeft den
, Stemis
Klokvormig
CO Ptelea. Syst. Nat, XII. Gén. 152. p. i2j. Ptelea foliis
ternatis. Sp. Plant. II. p. 173. Syst. Nat. Veg. XIII. p. 133.
Trew. Rar, 12. T. 5. Hort. CUff. 36. Ptelea: fimilis. Z inn.
; Gotting. 207. Frutex Virginianus ttifolins Ulrai Samarrïs.
Pluk, Alm. 159. T. 141. f. 1. Dill. Elth, 147. T. 122, f,
148. CATESB, Car, II, T, 83. GRON.Fïrg. 20,
' X ' E T R A N D R I A . 157
Stempel in drieën gefpleeten en wordt een Befie Jil-
met drie Holligheden. " S S "
De eenigfte Soort ( i ) , een Oostindifch Ge-HooFD-
was , fchynt zynen naam van de Sirie - StruPs'LVL^ *
ken te hebben, door R u m p h i u s befchree- Sir‘ium
ven , die meestal tot de Peper behooren: doch ^ ^ -
is kleiner van L o o f, wordende daarom Myrte-Myncbu-
bladig geheten. Het is Boomachtig, hebbende
de Takken bekrompen , gearmd en doorgaans
met Gewrichten. De Bladen , tegenover elkander,
zyn gefteeld, breed Lancetvormig, ef-
fenrandig , teder, glad, van onderen blaauw-
achtig groen , zonder Stoppeltjes. Aan ?t end
der Takken komt een Bloemtros voort, die
gearmd i s , korter dan de Bladen en niet ruig.
E l m a g n ü s, O lyf-Wilg.
Een vierdeelige Klokswyze Kelk , zonder
Bloemblaadjes , bevat de Meeldraadjes in dit
Geflagt enden Styl, als ook het Vrugtbeginzel,
dat eene Vrugt als een Befie wordt.
Vier Soorten zyn daar van thans Wereldkundig,
naameïyk.
{ 'i} Olyf- Wilg met Lancetswyze Bladen. i.
Deo** anguftifo-
lïa♦
(1) Siiium. Syst. Nat. Veg. XIII. Gen. 1292. p. , 35.Smalbladi-
Mant. 200.
(1) EUagnüs Folüs lanceolatis, Syst. Nat. XII. Gen. ljs>.
II p, 127. Veg. XIII. p. U7,:R0ÏEN Lugdbat. ijo . Bon. Ups.
32.