III*
A fdeel,
IV.
H oofd»
stuk.
Zilverboom,
Protea
finearis.
Smalbladige.
Pl. XIX.
Fig. 2.
z y n ; in fommigen , van deeze Soort, geheel
glad en groen , in anderen geheel grys door
eene zagte Wolligheid» welke ook dikwils de
BloemhooFdjes omkleedt, die als een Kroontje
met hunne Steeltjes maaken op het end van
ieder Takje. De Blaadjes, niet grooter dan
die van Heide of Wilde Thym, verbreeden
naar het end, en zyn dus Spatelvormig, gelyk
zig dit ook in de AFbeelding van B oerhaa -
v e openbaart, volgens welke de Bloemknoppen
rond en grootendeels bruin zyn, naar boven
Goudgeel en groen getopt. Op Zandige
Heijen , twee Mylen van de Kaap, kwam dit
Gewas voor, met Stammetjes van een Voet
hoog , zig dus als een Soort van Heide ver-
toonende.
Onder myne KaapFche PlantgewasFen vind ik
’er nog een , dat zekerlyk tot dit Geflagt behoort.
Het komt, moet ik bekennen , de andere
B r u n i a , welke door den Hoogleeraar
J. B u r m a n n u s , uit de Tekeningen van den
Gouverneur van d e r S t e l l , Tab. C.
F i g . i . , in AFbeelding gebragtis, zeer naby;
doch dezelve door onzen Ridder, onder den
bynaam van A b ro tan o id e s , in het Geflagt van
B r u n ia gelaten zynde, en in verFcheide opzig-
ten nog van de myne verfchillende , heb ik die
hier ingevoegd , onder den bynaam van lin ea -
r i s , alzo de Blaadjes platachtig en overal even
breed zyn, omtrent een halF Duim lang. In
het eene opzigt ftrookt zy met de eene, in het
an*
andere met de andere der voorgaande en ,vo1‘ AfJe£U
gende Soorten, daar zy doch over ’t geheel van 1V.
allen verFchilt. De Steelen zyn paarfchachtig, Hoofo»
de Blaadjes groen en glad; de Takken taame-
lyk wyd gemikt ; de Bloemknoppen van grootte ioam.
als een Erwt ; by Kroontjes op fommige én en-
keld op andere Takjes geplaatst, gelyk dit de
naauwkeurige AFbeelding daar van, in F ig . 2,
op onze Plaat XIX, vertoont. Doch het voor-
naamfte, waar uit ik ontdekt heb, dat myne
Tak daar van , die de langte van een Voet
heeFt, hier t’huis te brengen ware, is de ge-
fteldheidder Bloempjes, welke, even als in de
laatfte Soort, ongemeen klein zyn, en op een
Wollige Bedding oF Stoel geplaatst, als ook
eenbladig, dat is uit een dun Pypje be(taande ,
’t welk in vier Slippen is verdeeld , die ieder
een Meelknopje bevatten. Zie by Letter C
twee derzelven fterk vergroot, en daar tusfchen
een enkelen Styl met zyn Stempel en Vrugtbe-
ginzel: waar uit dan mede blykt, dat dit Gewas
niet tot de laatfte Soort te betrekken zy,
f zO Zilverboom m e t getopte Bloemen en o v a a - xxni.
V -S' Protea]
le B la d en , divancata.
Wydge-
Deeze , dus gebynaamd , om dat de Takkenmiktc*
wyde mikken maaken, heeFt een Heefterachtigen,
(i3 ) Protea Floribus faftigiatis, Foliis ovalibus. Mant. IJ4.
j,eucidemlton divaricatum. Berg. Cap, 19.
H 3