m
lïfcV; < f | H E
m m
1 1 1
[Sb I j K f l l
f i l l
Bragga if ij
1 1!
SJ:V. I Hl
l m 1 .
ISf h i j
W M
W Êtm WÊÊk
£ m
W ss
m
184 V y fm ANNiGE H e e s te rs .'
III. (6 ) Azalea met glanzige, Lancetswyze, we«
fdeel. derzyds gladde Bladen , en Trosfen aan
H oofd- het end der Takken.
s i UK.
jisaiea -^eeze Soort, te vooren Boomachtige genaamd,
Pcntica. is door den vermaarden ï o u r n e f o r t , op
Oofterfche.zynen Re,;st0gt naar jjet Oosten, by 1'rebizonde
aan de Kust der Zwarte Zee , als een gemeen
Gewas in de Velden waargenomen. Het groeide
’er dik wils meer dan eens Mans langte hoog,
met den Stam zo dik als eens Menfchen Been ,
in brooiche Takken verdeeld , welke aan ’t end
gekroond waren met bosfen van Bladen als die
der Mispelboomen. Z y waren vier Duimen lang
en in ’t midden anderhalf Duim breed, bly-groen,
met Haairtjes aan de kanten en fterk geribd.
Van de Bloemen kwamen ’er agttien of twintig,
Tuilswyze , by elkander in ’t midden van die
Bladen voort, op Steeltjes van een Duim lang.
Ieder Bloem was een Pypje van byna een Kwartier
Duims langte, dat zig uitfpant tot meer dan
een Duim breedte en zig in vyf Slippen verdeelt,
die agterom geboogen zyn , bleekgeel van Kleur,
doch in het midden Goudgeel. De Bloem heeft
een Gat aan ’t end, dat fluit om een Vrugtbegin
(6) JLzedea Foliis nitidis Ianceolatis uttinque glabris, Rrt-
cemis teiminaiibus. Syst. Nat. XII. Gen. z i i . p. 154. y t„.
XIV. p. 166. Azalea arborea. Sj>. Plant. I. p. 150. Cha-
iqaerododendros Pontica maxima, Mespili folio , Flore lutco..
Toubhf. Cor. 42. Mem. de VAcad. de Parit, 1794. Buxe,
Cent. V. p. 36. T. tfg.
r z m r . ■ m m .y-ft/y W&.
P E N T A N «D R I A. 185
ginzelI ’t welk een dunnen Styl meteen Knop« IIB
je heeft, en omgeven is van vyf Meeldraadjes. v
Alle de Bloemen hangen over zyde gelyk die Hoofd-
van de Fraxinelle , en de Stamper wordt een»1
Vrugt van omtrent vyf Kwartier Duims lang en
een half Duim dik, hard, bruin en van eene piera-
midaale figuur. Het Zaad hadt hy niet ryp gezien.
Die Kruidkenner hieldt dit Gewas voor een
Soort van Laage Oleander; hy noemde het derhalve
Chamcerododendros Pontica, en merkte aan,
dat de Reuk der Bloemen naar dien der Kamperfoelie
gelykt , doch veel fterker is, het Hoofd
bezwaarende en Duizeling verwekkende. Luiden
van dat Land verzekerden hem zelfs , dat
de Honig , welke door de Byën uit deeze
Bloemen vergaderd wordt, ’t Verftand bedwel-
me en Walgingen veroirzaake. Dit deedt hem
acht geeven op een plaats van D i o s c o r i -
d e s , door P l i n i u s opgehelderd, die van
dergelyken Honig, by Heraklea in Pontus vallende
, fpreekt, en waar door het Geval, dat
het Leger van tienduizend Man , waar X E-
n o p h o n een der voornaamfte Bevelhebberen
van was, overkwam, toen het Trebizonde naderde,
verklaard wordt. De Soldaaten, byna
akemaal, rykelyk eetende van den Honig, dien
zy ’er in overvloed vonden, wierden duizelig,
zy raakten aan ’t afgaan en aan ’t braaken ,
en lagen op den Grond als of zy door den Drank
bevangen waren; doch ’s anderen daags ftonden
M £ zy
II. deel IV. Stuk,