ÏÏI. naam; de Smaak eerst rins, vervolgens bytend
A fdeel, pcherp ¥ en deeze Smaak is in de geheele Plant,
H oofd- doch niettemin weeten de Indiaanen de Ranken
stuk. jn Water te kooken tot een aangenaame Spyze.
üofchmvj. Het groeit aan de Vaste Kust van Indie (*_).
v. (5) Bofchtouw met drievoudige , ovaalachti-
ac?dfus Se i gladde , Vkezige, ingefneeden BIn-
■ Diieblad/g. den.
Deeze Soort noemt R dmphiüs het Raa»
:lende Koorts Blad, om dat de Indiaanen ’er den
naam aan geeven van Daun Capialoe, welke zulks
betekent. Zy gebruiken, naamelyk, het Sap
der Bladen van dit Gewas in Yle Koortfen en
achten, wanneer hetzelve den Lyder geen
hulp toebrengt , deszelfs ftaat wanhopig. Die
Bladen zyn dikachtig, glad en vet als Porfelein,
van fmaak eerst la f , daarna vry gevoelig prik *
kelende in de Mond. Van eene zodanige Zuurheid
in dezelven, als de bynaam fchynt aan te
duiden, vind ik by dien Autheur niets gemeld;
ja hy zegt zelfs daar van niet, dat zy rins zyn,
gelyk van die der voorgaande Soort. Hy merkt
aan,
(*) In de Mantisfa , p. 39 , ftaat Petioli angulati; in de
Sy*t. Net. Veg. Ed. XIII , ftaat Caulis longisfimus, Petioli
terttes: dit is tegenftrydig.
( j ) Cisfat Foliis ternatis, obovatis, glabris , Carnoils, in-
cifis. Syst. Net. XII. Veg. XIII. Foliurn Caufonis. JR.UMFH.
Amb. V. p. 450, T. 166. f. z. Sicyos tiifoliata, Sp. Plant.
I. p. lo l}.
aan, dat zy uit heete en vogtige deelen beftaan,
en eene Zweetdryvende,eigenfehap hebben, die iy^ P
de fcherpe Vogten tempert en tevens uit het Hoofd-
Liehaam voert. De Besfen bevatten ook een s™f*
fcherp Sap. ’t Gewas komt met de andere Bolch-
touwen overeen , doch is zeer dun van Ranken
, by den Wortel naauwlyks een Vinger
dik.. Het valt ook op Malabar, alwaar het in
*t Nederduitfch Plat Pimperling geheten wordt.
(6) Bofchtouw met drievoudige, rondachtige, vr.
ruige, eenigermaate getande Bladen ; detT^ “tsat
Takken Vliezig gehoekt hebbende. , Gewiekt.
Twee Soorten van dit Bofchtouw heeft de
Heer J a c q u i n , behalve het Komkommerbla-
dige, in de Westindiën waargenomen. To t de
eene betrekt zyn Ed. de Witte driebladige Bryo-
nia met Leedjes en dikke zuure Bladen , van
den vermaarden S l o a n e op Jamaika gevonden
en afgebeeld : waar op dan de voorgaande Bynaam
pasfen zoude. Deeze bekleedde ’er de
Daken, Muuren en Affchuttingen zepr dïgt,
komende m de Wilde Bosfchen zelden voor.
Een
(«) Cisjas Foliis ternatis fubrotundis, hïrfatis fubdentatis,
Ramis membranaceo - angulatis. Syst. Nat. Peg. XIII. jAcq.
Amer. Ilift. p. 23. T* 182. f. io. Irfiola triphylla fcandens ,
Foliis ovatis 8tc. Bkown. Jam. III. p. 147. Bryonia alba
triphylla maxima. Sloan. Jam. 10S. Hifi. I. p, 233. T,
144. f. 2. Raj. Suppl. 347*
K 3
II, Deel. IV, stuk.