HU' zaadige Befie : die maakt, met den enkelden
AroEEL» StyI s de Kenmerken uit.
Hoofd- Dit Geflagt bevat dertien Soorten, waar on-
stük. der agt dje ^ Bloemen zydelings en vyf die
dezelven aan de toppen der Stengen of Stammetjes
hebben. Ver de meeften zyn Europi-
fche Gewasfen.
I. ( i ) Daphne met ongefteelde Bloemen, drie by
elkander aan de Steng, en Lancetvormige
boompje afvallende Bladen.
Onder den naam van Peperboompje is dit
Gewas, wegens den heeten Smaak zyner Bes-
fen, by ons bekend. ïn Duitfchland geeft men
’e r , gemeenlyk , den Griekfchen naam Meze-
rèon aan, of noemt het Chamelcea, om dat het
eenigermaate naar den Olyfboom zweemt. De
natuurlyke Groeyplaats is zo wel in de Zuide-
lyke als in de Noordelyke deelen van Europa.
InProvence, Karniolie , Duitfchland, Lapland ,
Sweeden en Switzerland , treft men het op de
Bergen en in de Bosfchen aan: doch in Engeland
wordt h e t," gelyk in onze Provinciën,
tot Sieraad in de Hoven gehouden.
Het
( i ) Daphne Flor. fesfilibus ternisCaulinïs , Fal. Ianceolatis
deciduis. Syst. Nat. XII. Gen. 48°. p. 271- . f e XIII.
Gen. 48j . p. 307. Fl. Lapp. Succ. Mat. Med. Hort. Cltjf,
K. Lugdbat. 201. Laureola Folio deeiduo f. Laureola famina.
C. B, Pin. 461. Chamelasa Germanica. Dod. Pempt. 364*
DoD, Purg. p. 130,'Daphnoides CAM. Efit. 937. SCOP. Carn.
»78, Gek. Frov. 443. Thymelaca Lauri folio deeiduo, Üys
laureola famina, Toorn. Infi. js j . HiW.. Helv, 18?.
Het is een Boompje of Heefler’, doorgaans III;
een Elle of ook wel twee Ellen hoog wor-
dende , met ronde Stengen en Takken , die H oofd-
zeer taay zyn, hebbende een witachtige Schors,STÜK*
waar onder een groene Bast met eenige Wolligheid
, bedekkende een wit Hout. De Bladen
gelyken taamelyk naar die van den Laurierboom,
doch zyn kleiner, en daarom wordt
het dikwils Laureola genoemd of Laurus pu,"
m la , en misfehien heeft, om die reden, onze
.Ridder den naam van Daphne, welke volmaakt
de Griekfche naam is van den Laurierboom ,
aan dit Geflagt gegeven (*). T o u r n e f o r t
noemde deeze Soort Thymeloea met afvallende
Laurierbladen of Wyfjes Laureola, om dezelve
dus van het zogenaamde Zwarte Peperboompje,
dat men Mannetjes Laureola heette, te on-
derfcheiden. De Bloemen die Aairswyze, in
3t vroege Voorjaar, voorde Bladen, ontluiken,
hebben een zeer aangenaamen Reuk en vertieren
dus , als Eerftelingen van de Lente, een
Bloemtuin ongemeen. Men vindt ’e r , van
deeze Soort, met witte Bloemen, die men
Witte, en met roodachtige Bloemen, die men
Poode Peperboompjes tytelt; maar het grootfte
verfchil beftaat in de Kleur der Besfen , welke
aan de eerften volkomen geel , aan de laatften
hoog.
(*) Nomen (ThymeUa) displicuit Linnaeo; fed Graecum est,
ïnnocentius [quam] Daphne , quxverisfima Laurus est. Ha l l .
L I 3