III. Bast met Krenten, warm ingenomen, de Schurft
A fdeel, genezen worde. Voor ’t overige is dit Gewas,
H oofd- als naauwlyks eenig Voedzel yerfchaffende aan
stu k. Menfch of Beest, van ouds een zinnebeeld geweest
van Ongeluk en Vervloekinge.
Gsüen , Dat de Tamarifchboom fomtyds, even als de
diwgendc.£jken} met Galnooten beladen z y , zodanig,
dat de Takken ’er byna door, breeken, verhaalt
B ellonius, en z e g t, dat dezelve in Egypte,
op Aardige o f Zandige, op vogtige o f droogc
plaatfen, by Bofchjes voortkomt. Hy hadt ’e r
groote Boomen van gezien, en die Galnooten,
oudtyds in de Geneeskunde,van veel gebruik,
werden Chermafel genoemd by de Arabieren.
Dit fchynt de Tamme Tamarifch van D i o s-
c o r i d e s te zyn, welken die Autheur verzekert
in Egypte en Syrië te groeijen, wordende
mooglyk om zyne Galnooten aldaar, aange-,
kweekt. De gemelde Heer D. d e G o r t e r ,
houdt dezelve voor eene Verfcheidenheid van
den Franfchen Tamarifch, die byde Arabieren
Tharfe en by de Ingezetenen Atle geheten wordt,
welken naam zy ook, volgens A l f i n u s , by
de Egyptenaaren voert. En dit Gewas zou
dan door ’t Hebreeufch woord Ar aar , dat in
de Heilige Schrift Heyde vertaald i s , bedoeld
worden; zo zyn Ed. oordeelt (*).
X t l o p h y l l a . Houtenblad.
De Kenmerken hier van beftaan in een vyfdee
(*) De Ethiopifche Tamirücb is d» Unupnoft; zit
hiet Yoer blxdz, }}»,
dcelige gekleurde Kelk, zonder Bloemblaadjes, III.
met drie gefcheurde Stempels, en een driehok-AFDvEfiL*
kig Zaadhuisje met dubbelde Zaaden. Hoofd«.
STUK.
( i ) Houtenblad met j 'malle B la d e n tn v ie r •
hoekige Takken. ; Xvi»r>byl-
° la lonpfa*
Deeze Oostindifche is door R u m f h i u s ^angbia-
Lefchreeven , die z e g t , dat dezelve alleen opdige.
het hooge, koude, Steenachtige Gebergte van
5t Eiland Ceram groeit. Het is een Heelterachtig
Boompje, den Stam naauwlyks een Arm
dik hebbende , doch van een hard en vast
Hout, in veele Takken uitgefpreid, waar van
de Hoofdtakjes naauwlyks een Vinger dik en
rond zyn. Het bovenlte verdeelt zig in ver-
fcheide fmalle Bladeren , van byna" anderhalf
Voet lang, en omtrent een halven Vinger breed,
aan de kanten ingekeept. Zodanige Bladen groei*
jen Waaijerswyze aan een ander Blad, hetwel-
ke in een Houtachtig Takje verandert. De
Vrugten komen uit de Keepen der Bladen voort,
gelykende naar Laurier - Boontjes, en bevattende
een P i t , die aangenaam van Smaak i s , als
de Hazelnooten. Het fchynt derhalve een ander
Gewas te zyn , dat onze Ridder heeft onder-
zogt , o f mooglyk het Mannetje , geevende
Bloemen tot de Keepjes der Bladen uit.
(2) Hou-
Cl) Xyh'pbyila F >1- linearibus Rarnis tetragonis. Syst. N*t.
Ptf. XIII. Gen, i*99. p. 244'. Mant. i s i , Xylophyllos Ceta-
mica. Ru.MPH. Ank. VII. p. 19- T. U.
E e 3