III.
A fdeel,
v.
H o o fd»
STUK»
VIII,
Lütiiceri
/Upigsna.
Alpii-Cke.
van grootte als Kruisbesfen , twee by elkan*
der, die paarfchachtig o f rood zyn, met een
Spongieus Vleefch vol van een zoet Sap, waar
in geelachtige ronde Zaadjes.
(8) Lonicera met tweebloemige Steeltjes en fa-
mengegroeide gepaarde Besjen, de Bladen
Lancetswys’ ovaal.
Deeze Soort is in de Alpifche Bergen overal
gemeen. By L o b e l vindt men 5er een
zeer goede Afbeelding van. Zy verfchilt van
de anderen , doordien de Besfen niet van elkander
afgezonderd, maar famengegroeid voorkomen
, maakènde met haar beiden een Kersje
uit, ’t welk zyne verdubbeling door twee Stippen,
als overblyfzels van den Bloemkelk, bevestigt.
Het is een Heeftertje van ongevaar
een Elle hoog , met groote Bladen , die langwerpig
ovaal of Lancetvormig zyn en niet getand.
De Bloemen hebben twee Lippen, en
gelyken dus wederom naar die der Kamperfo-
lie, maar zyn niet gefpoord, geel van Kleur ,
de
(%) Lonicera Pedunc. bifloris , Baccis coadunatis didymis,
Foliïs ovali - lanceólatis. Veg. XIII. Mill. DiEi, T. 167. f.
2. Hert. Cliff. s%. Saov. Mer.sp. 140. L011. Baccis bifloris
concretis , Floribus biiabiatis, Royen Lugdbdt. 23g. Chatusce-
rafus. Gesn. Fase. 33. T. 14. f. 44. Chain. Alp. Fr. rubro
gemino, duobus punftis notato. C. B. Pin. 4 ;i.'chamaecera-
fiis Alpïgena. Lob. leen. i i . 173. hal l . Helv, 4S4. Tourni;.
Ir.fi. S09.
de Vrugten rood, en daar in worden doorgaans A
agt Zaaden ryp (*K ~
(9) Lonicera met tweeUoemige Steeltjes mSru^‘
■ famengegroeide ronde Besfen \ de Stylen Lmicera
onverdeeld; , • 'Biaauwe
■ ,'•] ; / Honds-
D e e ze , van ouds bekend onder den naatriBeii'-a>
van Laage Berg-Kers, met een enkelde biaauwe
Vrugt , is door C l u s i ü s in Ooftenryk
waargenomen, zo dat haare Natuurlyke Groey
plaats zig niet tot Switzerland bepaalt. Het
was een Heefter die fomtyds eens Mans langte
bereikte , taamelyk dik van Stam met een-, run-
we zwarte Schors , hebbende de; jonge Takjes
witachtig en wat ruig, de Bladen tegenover elkander
, gelyk in de andere Soorten, van een
bitterachpge Smaak • de Vrugten enkeld , als
kleine Pruimpjes , fchoon blaauw, zu.urachtïg,
de Handen rood maakende als menzè kneusde,
en veele platte Zaaden bevattende.. Het Landvolk
noemdeze Honds - Besfen, zo wel als de
eerst- .
In Veg. Ed. XIII wordt gezegd Bacca tota dUperma.
Dit zon maar twee Zaaden zyn: doch ik heb het gemelde
van den Heer Hajller ontleend.
(9) Lonicera Ped. bifloris , Baccis coadunato - globofis, Sty-
lis indivifis. Ibid Bacca fingulari globof? integerrima. ROYEN
Lugdbat. 239. Chamscerafus montana Fru<au fingulari coern-
leo. C. B. Pin. 4JI. TOURNE. In ft. 6cs. CR AM. Auftr. JO.
Periclym. reólum Fm£lu coeruleo. ClüS. Pann. SJ. L , bona»
|. B. Hift♦ I I. p. io*. BAJ. 'Hifi. 1491. : ■ 1