Hï. Deeze heeft een Heefterachtigen , digten ,
A fdeel. ronc|en 1 gladden , witachtigen Steel; de Bladen
Hoofd- zyn gepaard , met kleine Steeltjes, Spatelvor-
stuk. ml-g | giacj | getand , aan de Punten uitgegulpt
o f met een Spitsje. De Bloemen hebben twee
afvallende Blikjes : zy komen hier en daar uit
de Oxels der Bladen voort. Plet Zaadhuisje is
langwerpig rond , aan de beide enden fpitsach«
tig. ’t Gewas groeit op Madura, een Eiland
dat beoolten Java legt.
xxiv. (24) Judicia, die Heejierachtig is , met effen-
Cendlrut- randige Lancetswyze Bladen en enkelde
/*■ , Aairen aan ’t end der Takken.
Gendams'
fa.
Deeze, onder den naam van Malabaarfe Ad-
hatoda, met Wilgen Bladen en ge-aairde Bloemen,
in het Kruidboek van G a r c i n voorkomende
, voert den naam van Vada - Kodi in de
Malabaarfe Kruidhof, en is van C o m j i e l y n
genoemd Malabaarfe A^erficar ia , die eenzaadig
is , met een gehelmde, gelipte Bloem. De een-
zaadigheid ftrydt tegen de algemeene Kenmerken
van dit Geflagt. De Heer N. L, B o r -
m a n nu s geeft ’er enkelde of eenvoudige Aairen
aan ; doch , wat dit in onderfcheiding van
de
r D+) Fruticofa, Foliis lanceolatis intégerrïmis, Spicis
terminalibus fimplicibus. BüKM. F l. Ind. p. 10. Adhatoda
Malabarica Salicis folio, Floribus fpicatis. Hert. Garcin. Gen-
darusfa Sofa. Rumph. Amb. IV. p, 7<J- T. 13. Vada-KO-ü.
Hort. Mal, IX. p. 79. T. 4 1-
D i a n d r i a . 49
de andere Soorten betekene , verftaa ik niet. BE •
ïn de Malabaarfe komen, aan de Top - enden der Af
T akken, veel Bloemen by elkander, te weeten Hoofd-
drie of vier uit ieder Knietje voort. Dit zou ik 5TÖK*
een Samengeftelde Aair noemen. De Gendarus-
fa - Struik van R u m p h i u s geeft maar weinige
Bloempjes aan de enden der Takken u i t , die
Tropswyze Haan , en Halsjes of Pypjes hebbende
aan ’t end gelipt z y q , gelyjt in andere Soorten.
Gedagte Heer befchryft het Gewas als
Heelterachtig , met Lancetswyze. rood geaderde,
gladde Bladen , aan ’t end der Takjes een
Aair die .enkeld i s , van Bloemen tegenover elkander
, hebbende Lancetvormige Blikjes met
Borftelachtige Punten , en een zeer korten biy-
venden Kelk, de Bloem geel. „ Zelden bloeit
, , het op Amboina, (merkt zyn Ed na R u m -
, , pHi u s aan,) alwaar men het Wild en Tam
„ vindt. Uit Java hebben wy ook twee Soor-
„ ten , naamelyk de Gemeëne en Wilde ,
„ ontvangen , die in de Tuinen worden ge-
3, kweekt en door Stek voortgeteeld (zegt zyn
„ Ed.) Zie R üMph. IV. p. 72. T . 29: al-
,3 waar het Wyfjes vertoond wordt met knoopachtig
gewrichte Steelen of Takjes, de Aai-
,, ren hier èn daar uit de Öxels der Bladen
„ voortkomende.” ;Het Wyfje heeft, inderdaad
1 volgens R ü m p h i u s yle Aairen, en
het is een Kruidige Heeller , die de Takken
ten deele kruipende heeft , ten 1 deele -regtop-,
ftaande, ter hoogte van vier o f v y f Voeten 5
D hoe